Het
is de kern van de Indiase godsdienst en filosofie. Dit
heilige werk leert mensen hun lagere impulsen te
overwinnen en hun mogelijkheden ten volle te
verwezenlijken. Dit betekent zichzelf kennen als de
onsterfelijke ziel... je verenigen in God. Vijfduizend
jaar geleden onderwees Heer Krishna deze kennis
aan Arjuna op het slagveld
[Kurukshetra], vlak voor de grote
oorlog [beschreven in de Mahâbhârata],
waarin de goede krachten [de
Pândava's] tegenover de krachten van
het kwaad [de Kaurava's] kwamen te
staan. Die oorlog was een symbool van de voortdurende
strijd in het hart van de mensen om het goede te doen
en het verkeerde te weerstaan ... een innerlijke
strijd die tot op de huidige dag nog onverminderd
voortgaat.
In
de Gîtâ gaat het om deze strijd; de
leringen zijn tijdloos en universeel, van toepassing
op alle mensen van elke geestelijke en politieke
richting en van elk tijdperk, van Arjuna tot de
moderne mens. Voor de westerse lezer die onbekend is
met de Bhagavad Gîtâ volgt eerst
een uittreksel dat de essentie weergeeft van het
verhaal en de leringen.
In
augustus en september 1984 hield S'rî Sathya Sai
Baba in het Telugu vierendertig voordrachten
over de Bhagavad Gîtâ voor
studenten in Zijn ashram, Prashanti Nilayam, in
Zuid-India. In deze voordrachten hield Hij zich bezig
met twee hoofdstukken van de Gîtâ,
het twaalfde hoofdstuk [de yoga van de
toewijding; Over het zich fixeren op het uiteindelijke
van de vervolmaking], dat de nadruk legt op het
pad van devotie, en het tweede hoofdstuk
[de yoga van de analytische kennis], dat het
pad van de kennis van de ziel benadrukt [verzen 1
t/m 38] en over de vruchten van de arbeid
[verzen 39 t/m 72].
Elke
volgende voordracht bouwt voort op wat voorafging en
vormt toch op zich een geheel. De lezer kan met elke
voordracht beginnen en als hij ook naar de leringen
die erin staan, gaat leven, zal de verrukking van een
verhoogd spiritueel bewustzijn langzaam zijn leven
doordringen.
De
lezer die S'rî Sathya Sai Baba nooit
heeft horen spreken, vraagt zich bij het lezen van
deze toespraken wellicht af wat de cursief
gedrukte openingsregels betekenen; de eigenlijke
aanhef begint immers daaronder. Zij vormen zowel de
inleiding als de samenvatting van hetgeen komen gaat.
Baba zingt ze met luide stem en zij worden door de
vele aanwezigen met ontroering en in diepe stilte
aangehoord.
De
Engelse vertaling geeft slechts nauwkeurig de
betekenis weer van het oorspronkelijke Telugu.
Ook deze Nederlandse tekst kan geen recht doen aan de
poëzie, de woordspelingen, de verbijsterende
taalvondsten en bovenal aan de indrukwekkende
plechtigheid van deze klanken. Gelukkig kan dit alles
niets afdoen aan de feitelijke inhoud van Baba's
boodschap; die blijft van kracht in proza of
poëzie, in oost en in west.