VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Eerste voordracht:
Liefde en plicht - het pad naar de volmaaktheid


 

Belichamingen van liefde!

Er zijn vele soorten kennis in de wereld, maar boven alle wereldse kennis uit, gaat de kennis van het Âtma, de kennis van het Zelf. Zelfkennis is de allerhoogste kennis, de heilige kennis. Wereldse kennis zal je helpen enkele voorbijgaande wereldse genoegens te verkrijgen, maar het is alleen door de kennis van het Zelf dat je in staat zult zijn de eeuwige vrede en de eindeloze vreugde te verwerkelijken die je eigen ware natuur zijn.

Zelfkennis en de kennis van God verschillen niet van elkaar. Zij bevatten dezelfde spirituele wijsheid, de enige goddelijke kennis. Door deze kennis kun je de eenheid zien in al de verscheidenheid om je heen; zij stelt je in staat om aan dit aardse bestaan te ontstijgen en de onsterfelijkheid te verwerven die je altijd hebt gezocht. Wat is de grondslag van deze allerhoogste kennis? Het is zuiverheid van geest.

Je zuivert je geest door je bezig te houden met geheiligde activiteiten. Als je omgaat met mensen die spiritueel zijn ingesteld, je goed gedraagt in je dagelijkse leven en jezelf bezighoudt met goede werken, wordt je geest zuiver. Dan ben je in staat om onderscheid te maken tussen het blijvende en het tijdelijke, tussen dat wat heilzaam is en dat wat schadelijk is voor je geestelijke vooruitgang. De heilige geschriften dienen hierbij als wegwijzers. Door deze leringen zorgvuldig te bestuderen en door ze dagelijks in praktijk te brengen worden je daden goede daden; zo worden zij geheiligd.

Je bezit misschien een zeer grote kennis van de wereld, je kunt een groot academicus of een groot geleerde zijn, maar al je titels en prestaties kunnen je geen echte wijsheid schenken. Om werkelijk wijs te zijn en verdriet uit je hart te verbannen, moet je jezelf kennen. Je moet het onsterfelijke Zelf verwezenlijken. Je kunt het leed op geen enkele andere manier te boven komen. Alleen de kennis van het hogere Zelf stelt je in staat om al het lijden en alle ellende te overwinnen; zij schenkt je alle geluk. Wanneer je eenmaal volledig vervuld bent van het Âtma, zul je altijd gelukzalig zijn. Wie verdienen het om deze heilige kennis te ontvangen? Verdient een kind dat, of moet deze kennis uitsluitend voorbehouden worden aan oude mensen? Moet deze kennis alleen aan mannen worden gegeven of hebben vrouwen er ook recht op? Werkelijk, alle mensen hebben er recht op om van deze allerhoogste wijsheid kennis te nemen.

Door kennis te verzamelen op een bepaald wereldlijk gebied kun je beroemd worden en je wereldse aspiraties in vervulling doen gaan, maar met de kennis van het Âtma zul je een persoon worden die de genade van God verdient en verwerft. Je zult het allerhoogste geluk genieten.
Voor het verkrijgen van deze kennis zijn kaste [
varna] of geloof, huidskleur of geslacht van geen belang. Tot welke kaste behoorde de wijze Vâlmîki, die in zijn jonge jaren een struikrover was? [zie ook Ramakatha Rasavahini H.13] In welk gezin werd de heilige Nârada geboren [zie ook S.B. 1.5: 23-31 voor zijn verhaal], wiens moeder een dienstmeisje was? De Heer komt tot degene die Hem is toegewijd; Hij kijkt naar het hart, niet naar de uiterlijke status.

De filosofie van de liefde heeft een belangrijke plaats in het leven van de mens. Heer Krishna zei: 'Toegewijden die Mij dienen met liefdevolle devotie zijn Mij het dierbaarst.' [zie B.G 12: 13-20] Dit betekent echter niet dat je de wereldse kennis moet verwaarlozen. Zelfs bij het verwerven van wereldse kennis moet je er zeer goed voor zorgen deze kennis naar behoren in je op te nemen. Heb vertrouwen in jezelf, vertrouw erop dat je in staat zult zijn de rol te vervullen waarvoor je een menselijke vorm hebt aangenomen. 'Het vertrouwen in jezelf en het vertrouwen in God zijn het geheim van grootheid', zei Vivekananda. Ontwikkel eerst vertrouwen in jezelf. Dat betekent vertrouwen hebben in je aangeboren goddelijkheid.

Wereldse kennis zal je voedsel en onderdak verschaffen, terwijl de âtma-vidya je de allergrootste schat zal schenken: de verwezenlijking van je eigen werkelijkheid. Toch zul je zonder kennis van de wereld geen kennis van het eeuwige kunnen verwerven. Je moet niet zorgeloos zijn op het gebied van wereldse kennis. Er moet een evenwichtig samenspel zijn tussen cultuur en wereldse kennis. Vâlmîki en Vyâsa waren grote geleerden op het gebied van wereldlijk onderwijs en werden door iedereen geëerd. Zij schreven de heilige geschriften zoals de Ramâyana en de Mahâbhârata; maar zij waren ook goed op de hoogte van wereldse kennis; hoe hadden zij anders zulke grote klassieke werken kunnen schrijven?

Alles in de wereld komt voort uit God. Als alles van Hem komt, wat kun je Hem dan nog aanbieden? Het enige dat je Hem kunt aanbieden is je liefde. Dat is alles wat Hij van je verwacht. Daarom zong een groot dichter:

'Geliefde Heer, U bent de allesdoordringende werkelijkheid. Het gehele universum is van U vervuld. Hoe kan ik voor U een tempel bouwen? U straalt als miljoenen zonnen. Hoe kan ik U een klein lichtje aanbieden? U bent de inwonende werkelijkheid van alle wezens. Hoe kan ik U met een bepaalde naam aanroepen? Als het gehele universum zich in Uw maag bevindt, hoe kan ik U dan voedsel aanbieden? Alles wat ik U kan aanbieden is mijn liefde en ik kan mijzelf uitstorten in U; U bent de oceaan van liefde.'

Omdat je als mens daaraan behoefte hebt, geef je God een naam en een vorm, maar in werkelijkheid heeft Hij helemaal geen vorm. Toch zal Hij een vorm aannemen zodat je Hem kunt aanbidden en ontzag, eerbied en liefde voor Hem kunt voelen en daarmee je spirituele aspiraties kunt vervullen. Het is voor je eigen voldoening dat je aan God een naam en een vorm geeft en deze gebruikt om Hem te aanbidden. Welke vorm van de Heer je ook hebt gekozen, alle mensen die Hem aanbidden met liefde in hun hart zullen eeuwige glorie verwerven.
Ramakrishna Paramahamsa was geen geleerd man in wereldse zaken, hij kon nauwelijks lezen en schrijven. Maar zijn geest ging voortdurend op in de aanbidding van de goddelijke Moeder, terwijl zijn hart overvloeide van liefde. Hij had geen enkele belangstelling voor een andere vorm van ontwikkeling. Hij wijdde zijn gehele leven aan de verering van de goddelijke Moeder en leefde slechts van vijf roepies per maand; daarmee voorzag hij in al zijn behoeften. Ofschoon hij niet erg ontwikkeld was in wereldse kennis, vereert de gehele wereld hem tegenwoordig en kun je overal centra van de Ramakrishna-organisatie vinden. Hij wordt over de gehele wereld geëerd.

Op soortgelijke wijze werd een rover als Ratnakara door zijn liefde tot God de grote Vâlmîki. Prahlâda was de zoon van een demon. Desondanks werd hij door zijn bovenaardse liefde voor God iemand die straalde met zuivere glans. [zie ook S.B. 7: 5-10 voor Prahlâda's verhaal en Summer Showers in Brindavan, Ch. 8] Hanumân werd door het herhalen van de naam Râma een glorierijk wezen, dat in heel India wordt vereerd. Jatâyu was een vogel, een vriend van Râma's vader, Dasaratha, die door zijn grote liefde voor Râma opging in het goddelijke principe toen hij het leven liet. Als het gaat om devotie voor God dan maken kaste, geloofsovertuiging, geslacht of welk verder onderscheid ook, geen verschil. Iedereen komt voor devotie in aanmerking [zie ook weer Ramakatha Rasavahini, Deel 2].

Het twaalfde hoofdstuk is het belangrijkste in de Bhagavad Gîtâ. Daarom zijn wij er vandaag mee begonnen. Het is het hoofdstuk over bhakti-yoga, het pad van devotie. Bhakti is niet alleen maar het herhalen van Gods naam. Het is devotie, een onvergankelijke en zuivere liefde voor God; van nature is devotie volkomen vrij van zelfzucht en ontdaan van verlangen. Devotie is zuiver, blijvend en eeuwig. Deze goddelijke liefde moet je in je dagelijks leven voortdurend in praktijk brengen.
Om te beginnen moet je weten wie je werkelijk bent. Ben je het lichaam? Als je het lichaam bent, waarom zeg je dan 'dit is mijn lichaam'? Omdat je spreekt van 'mijn lichaam' moet je iets anders zijn dan je lichaam. Als je zegt 'mijn hart' wil dat zeggen dat jij iets bent dat verschilt, apart staat van je hart. Je hart is een ding dat je bezit; jij bent de eigenaar. In het dagelijks leven zeggen wij 'dit is mijn broer, dit is mijn zus, dit is mijn geest, mijn lichaam, mijn verstand.' Het onveranderlijke element in al deze uitspraken is het 'mijn'. Het werkelijke 'Ik', waaruit dit 'mijn' ontspringt is het echte diepste bewustzijn in alles en iedereen. Het heet chaitanya, het goddelijke bewustzijn.

Het bewustzijn doordringt alles. Het is binnenin je, rondom je, onder je, boven je en naast je. Werkelijk, dat is je echte 'IK'. Dit chaitanya is overal op de wereld te vinden in alle dingen, maar om dat te gaan beseffen moet de geest naar binnen worden gericht. Je moet je naar binnen richten en de waarheid omtrent jezelf leren vinden door te beseffen dat je niet dit en niet dat bent. 'Neti, neti, neti.' Je bent niet de geest, je bent niet het lichaam, je bent niet het verstand. [zie ook S.B. 7.7: 23] Wie ben je dan wel? Het antwoord luidt: 'Ik ben ik... Aham.' Dit is het juiste pad naar zelfverwerkelijking. Dit pad kan zich alleen ontvouwen uit het pad van de liefde, het pad van devotie. Bij het zoeken naar God is er geen andere weg. Overal waar je kijkt, heeft Hij die geen eigenschappen heeft, toch kenmerken aangenomen. God is overal aanwezig, maar zonder de hulp van de naam en de vorm kun je het eigenschaploze en het vormloze niet begrijpen. Nârâyana is overal, maar voordat je dat kunt beseffen moet je liefde en devotie ontwikkelen voor de Heer die wel een gestalte heeft. Daarom betreed je in het begin de ladder van devotie op de laagste sport en aanbid je God met een naam en een vorm. Langzamerhand, stap voor stap, klim je op naar een hoger niveau. Je trekt je geest terug uit de buitenwereld en je aanbidt het vormloze, totdat je tenslotte je eigen werkelijkheid beseft. Dat is zelfverwerkelijking.

Zonder een bloem kun je geen vrucht krijgen. Het rijpingsproces van de bloem naar de onrijpe vrucht en vervolgens tot de rijpe vrucht is de weg van de zelfverwerkelijking. Op het niveau van de bloem wordt het pad karma yoga genoemd, het pad van handeling. De ontwikkeling van de bloem tot de onrijpe vrucht wordt bhakti yoga genoemd, het pad van devotie. Wanneer de vrucht rijp wordt en zich vult met de zoete nectar van de wijsheid, is er sprake van jñâna yoga, het pad van zelfkennis. De bloem van karma yoga heeft zich dan door liefde en devotie getransformeerd tot de zoete vrucht van wijsheid. Door goede werken [onzelfzuchtige dienstbaarheid] en aanbidding maak je vorderingen op de weg naar onthechting en wijsheid. Daarom moet je je tegelijkertijd bezighouden met aanbidding en het doen van goede werken. Maar je moet je ernaar richten iedere handeling uit te voeren uit liefde voor God en alles aan Hem te offeren.

Zolang je in deze wereld bent, moet je wereldse kennis verwerven en in praktijk brengen wat je hebt geleerd. Handelingen zijn erg belangrijk voor mensen; door werk en activiteiten leer je gedachten, woorden en daden met elkaar in overeenstemming te brengen. Van grote zielen, zoals mahâtma's [grote en wijze zielen] zijn de woorden, de gedachten en de daden altijd één. In het begin zul je vurig verlangen naar de vruchten van je daden. Omdat er dan nog veel begeerten zijn, zul je niet in staat zijn om nishkama karma te volbrengen. Dit is de praktijk waarin al je handelingen worden uitgevoerd zonder enig verlangen naar de vruchten van je werk. Later echter zul je onzelfzuchtig worden en zul je totaal geen interesse meer hebben in de vruchten van je daden. Op die manier verandert je werk geleidelijk in aanbidding. Dan zul je alles doen uit liefde voor God.

Er is maar één Waarheid, maar de wijzen geven haar vele namen. God is één, Hij is altijd één, maar aan deze enige absolute werkelijkheid worden veel namen gegeven. Uit het ene is Hij het vele geworden. Wanneer een kind wordt geboren, wordt het een baby genoemd. Wanneer het opgroeit wordt het een jongeling. Na twintig jaar wordt het een volwassene en later een ouder; als het dan nog leeft, wordt het een grootouder. Maar deze namen hebben allemaal betrekking op een en dezelfde. Zo is ook de werkelijkheid altijd een en dezelfde. Wil je leren herkennen hoe het ene zich heeft ontwikkeld tot velen en daarbij toch de eenheid heeft bewaard, dan moet concentratie op de eenheid die achter al deze verscheidenheid aanwezig is, je voortdurend bezighouden. Je zult alleen iets bereikt hebben wat werkelijk de moeite waard is, als je beseft dat alles een is en dat de ene God ten grondslag ligt aan alle veranderende namen en vormen.

 

Belichamingen van liefde!

Je moet een diep en helder inzicht hebben in de Bhagavad Gîtâ. Wat is de kern van alle lessen die de Gîtâ ons geeft? Sommigen zeggen dat het karma yoga is, het pad van aan God opgedragen handelingen. Anderen zeggen dat het bhakti yoga is, het pad van devotie. Weer anderen zeggen dat het jñâna yoga is, het pad van wijsheid [kennis]. Deze meningen zijn allemaal halve waarheden. Om de werkelijke persoonlijkheid van de mens te begrijpen, moet je een volledig inzicht hebben in de waarheid; door alleen de voeten te zien kun je de hele persoonlijkheid niet leren kennen. De Bhagavad Gîtâ begint met een vers waarvan het eerste woord 'Dharmakshetra' is. De Gîtâ begint dus met dharma, hetgeen in dit verband rechtschapen gedrag of plicht betekent. Het laatste vers van de Gîtâ eindigt met het woord 'mama', wat 'mijn' betekent. Als je beide woorden samenvoegt, wordt het 'mamadharma', mijn plicht, mijn werk. Mamadharma is een samenvatting van alle leringen uit de Gîtâ. Het betekent dat je de voorgeschreven plichten moet vervullen en daarbij tot aan de uiterste grenzen van het menselijke vermogen moet gaan om uitmuntendheid en volmaaktheid te bereiken, terwijl je het werk doet dat bij jouw levensfase past.

Wanneer je student bent, moet je je lessen goed bestuderen. Wanneer je een gezinshoofd bent, moet je de verantwoordelijkheden voor je gezin en je werk naar behoren vervullen. Wanneer je gepensioneerd bent, moet je de plichten nakomen die behoren bij dat stadium en als je afstand hebt gedaan van de wereld om je te wijden aan de overpeinzing van de werkelijkheid, moet je trouw blijven aan dat pad. Als je dharma zo goed mogelijk volgt, je oprecht en gewetensvol kwijt van je plichten, zul je niet in verwarring komen of in grote moeilijkheden.
Arjuna moest zijn plicht op het slagveld doen, maar hij was vervuld van gehechtheid en zelfbedrog. Daarom voelde hij zich diep ongelukkig. Heer Krishna leerde hem hoe hij zich kon bevrijden van gehechtheid en zelfbedrog. Toen Krishna Zijn lessen had beëindigd vroeg Hij aan Arjuna: 'Zijn je gehechtheid en je zinsbegoocheling nu verdwenen?' Arjuna antwoordde: 'Mijn verdwaasdheid is volledig vernietigd. Alle zelfbedrog is nu verdwenen.'

Verdwaasdheid is moha, bevrijding is moksha. Zolang je lijdt aan moha is moksha onmogelijk. Zolang je lijdt aan zelfbedrog zul je in een toestand van slavernij verkeren. Moksha heeft niets te maken met wereldse genietingen. Het is geen kamer met een luchtverversingsinstallatie of een pluche sofa. Het is de vernietiging van zinsbegoocheling en gehechtheid. Moksha is samengesteld uit moha en kshaya, oftewel de volledige uitdoving van moha, het tot as verbranden van alle wereldse begeerten en waandenkbeelden.

Jullie moeten allemaal ideale voorbeelden voor de mensheid worden en je plicht tot in de perfectie uitvoeren. Leer deze verzen uit de Gîtâ en breng de indrukwekkende leringen uit de Gîtâ in praktijk; dan zul je worden gezegend met genade. Veel toegewijden verspillen alleen maar hun tijd. Verbeter jezelf vanaf deze dag. Verspil geen tijd. Tijd is God. Leer iedere dag een vers uit je hoofd en overdenk de diepere betekenis van het vers door het te herhalen. Wanneer het eenmaal is begrepen, moet het in praktijk worden gebracht en moet het worden omgezet in daden. Alleen op deze manier zul je in staat zijn de uiterste volmaaktheid te bereiken die het kenmerk is van een echt mens.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio