VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Tiende voordracht:
Liefde en opoffering, de genezing voor boosheid en begeerte


 

Belichamingen van liefde!

In de Gîtâ heeft de goddelijke Leraar verlangen en boosheid 'analam' genoemd, letterlijk: vuur. Zelfs wanneer het zich op een afstand van je bevindt, bestaat het gevaar dat je door het vuur schade oploopt. Is dit al het geval voor een vuur dat daarbuiten brandt, des te voorzichtiger moet je zijn met het vuur dat in je eigen hart woedt. Dit vuur van verlangen en boosheid is bijzonder goed in staat om alle menselijke eigenschappen te vernietigen, de goddelijke vonk in je te onderdrukken en alleen de demonische natuur in je te laten voortwoeden. De meeste wereldse zaken hebben vast omschreven grenzen, maar aan de honger van dit vuur zijn absoluut geen grenzen. Het heeft een gulzige honger die geen einde kent. Wat voor brandstof je het vuur ook geeft, hout, olie of iets anders, het is nooit genoeg. Maar zelfs de meest verwoestende brand dooft uit als de brandstof is opgebruikt, terwijl dit vuur van begeerte en boosheid een dergelijke beperking niet kent. Het brandt niet op. Het is niet te verzadigen. Het woord 'alam' betekent tevredenheid en 'analam' betekent het volledig ontbreken van tevredenheid. Dit vuur van verlangen en boosheid is 'analam' en kent geen enkele tevredenheid.

Gegeven dat dit nu eenmaal de aard is van vuur, is er dan toch een manier om het onder controle te krijgen? De Heer verklaarde in de Gîtâ: 'Je kunt boosheid overwinnen met liefde en je kunt verlangen overwinnen door zelfverloochening en opoffering.' Daar waar liefde is, kan geen boosheid zijn. Als je je liefde ontwikkelt, dan kunnen haat en boosheid in je hart geen plaats meer krijgen en er geen wortel meer schieten. Het hart is als een eenpersoons leunstoel; er kan zich slechts één eigenschap in nestelen. Het laat voor een ander die zich ook wil installeren geen plaats. Een toegewijde moet al zijn krachten inzetten om alleen liefde in zijn hart te laten wonen.

Als je boosheid door liefde wilt overwinnen, moet je je liefde zo stralend mogelijk ontplooien. Liefde is altijd bereid om vrijelijk uit te stromen en de gebreken en zwakheden van anderen over het hoofd te zien. Liefde heeft deze bijzondere eigenschap; ze leeft door te geven en te vergeven, terwijl het kleine ego leeft van krijgen en vergeten. Daar waar liefde is, is geen plaats voor egoïsme en daar waar egoïsme is, zal de liefde niet wonen. Er is absoluut niets ter wereld dat je niet kunt bereiken als je dit liefdesprineipe uitstraalt. Met liefde kun je alle hindernissen overwinnen. Wil je daarom de boosheid volledig overwinnen, dan moet je je hart vullen met liefde en de liefde tot de belangrijkste kracht in je leven maken. Op het moment dat je herkent dat de bewoner van je hart de bewoner is van ieder hart, dat de geliefde Heer die je vereert en die gezeten is op de troon van het hart, ook woont in ieder ander hart, dan is er geen ruimte meer om te haten of boos te zijn op wie ook ter wereld. Als dezelfde Heer in ieder hart woont, hoe kun je dan met minachting op een ander neerkijken? Dompel jezelf daarom helemaal onder in deze bron van liefde en vestig haar onuitwisbaar in je hart.

 

 

Swami heeft al eerder opgemerkt dat liefde als gedachte wordt tot waarheid, als liefde in je handelingen doordringt, worden je daden tot dharma, als je gevoelens doortrokken zijn van liefde, wordt je hart gevuld met de hoogste vrede en als je je begrip en je verstand laat leiden door liefde, dan wordt je intelligentie doordrongen met geweldloosheid. Daarom is liefde gelijk aan waarheid, rechtschapenheid, vrede en geweldloosheid. Al deze grootse eigenschappen hebben liefde als onderstroom. Als je gedachten niet met liefde zijn gevuld, dan zal er geen waarheid zijn. Als je handelen niet gedreven wordt door liefde, is er geen dharma. Als je geen liefde in je hart voelt, zal er geen vrede zijn. En als je je begrip niet baseert op liefde, dan zal de geweldloosheid zich niet in je denken kunnen vestigen. Zoals suiker de basis is van allerlei snoepgoed, zo is liefde de basisgrondstof voor sathya, dharma, shanti en ahimsa. Liefde is de goddelijkheid zelf. Liefde is God en God is liefde. Liefde is de goddelijke kracht die alles in beweging zet. Met liefde kun je gemakkelijk haat en boosheid overwinnen. Leef daarom altijd in liefde.

Boosheid kan de bron zijn van talrijke moeilijkheden en je voor ontelbare problemen stellen. Zij vernietigt je waardigheid en ondermijnt het principe van menselijkheid dat in je woont. Boosheid komt eerst in een heel subtiele vorm en dringt dan langzaam door in alles. Boosheid zal aanvankelijk, bij eerste binnenkomst, slechts om weinig ruimte vragen. 'Geef me alleen maar een klein plekje om te gaan zitten', zegt ze. Als ze zich eenmaal heeft geïnstalleerd zegt ze: 'Nu kan ik wel wat ruimte maken om te blijven slapen.' Maar je moet zulke slechte karaktertrekken geen enkele ruimte in je hart gunnen. Als je de boosheid eenmaal toelaat, kun je die onmogelijk weer kwijtraken. Zelfs als je er vriendschap mee sluit en haar 50.000 roepies geeft, zal zij je niet verlaten. Zij is een erg gevaarlijk gif dat niet de minste kans mag hebben om vaste voet in je te krijgen.

In een auto gaat het rode remlicht branden om te waarschuwen dat de auto gaat stoppen. Zo worden voordat je in woede uitbarst ook je ogen rood, beginnen je lippen te trillen en je lichaamstemperatuur loopt op. Zodra een van die symptomen merkbaar wordt, kun je het beste de plaats waar je je bevindt onmiddellijk verlaten en op een stille plek gaan zitten totdat je weer rustig wordt. Zoals gisteren al werd opgemerkt, kun je ook een koud bad nemen. Als boosheid eenmaal in woorden is gevat, kan dat later tot eindeloze verwikkelingen en problemen leiden. Zelfs als je boosheid gerechtvaardigd is en je opkomt voor de waarheid, moet je nog leren hoe je die waarheid op een vriendelijke manier kunt formuleren; op een zachte manier of op zo'n acceptabele manier dat die ander het wil aanvaarden en het hem op geen enkele wijze kwetst. Iedere toegewijde moet daarom leren om zijn boosheid onder controle te krijgen door liefde te ontwikkelen en zijn hart daarmee te doordrenken.

Laten we verder eens kijken hoe je met verlangens om moet gaan. Om verlangens te overwinnen moet je een opofferende aard ontwikkelen; je moet je bezighouden met verzaking. Verzaking of afstand doen betekent niet dat je je gezin opgeeft en naar het woud trekt. Er wordt ook niet van je verlangd dat je alles opgeeft wat je bezit en sannyâsî (discipel) wordt. Als je eenmaal hebt beseft hoe gebrekkig dingen kunnen zijn, als je eenmaal inziet hoe vergankelijk en waardeloos ze blijken te zijn voor het bereiken van je doel, zul je er als vanzelf niet meer naar verlangen. Er is bijvoorbeeld een bepaald soort voedsel waar je bijzonder veel van houdt, je hebt verscheidene gerechten van dit voedsel voor je staan en je staat op het punt om met smaak te gaan eten. Dan komt plotseling de kok en zegt: 'Mensen, eet dit gerecht alstublieft niet, want er is een giftige hagedis in gevallen en die ligt er nu dood in.' Zodra je dit hoort en beseft hoe gevaarlijk het voedsel is dat je net wilde eten, wil je het onder geen beding meer opeten, hoezeer je je van tevoren ook op het gerecht verheugd hebt en ernaar hebt uitgezien.

Op dezelfde manier moet je het wezen van alle wereldse dingen ook leren inzien. Ze zijn voortdurend aan veranderingen onderhevig en eens zullen ze niet meer bestaan. Als je dit eenmaal weet, hoe kun je ze dan enthousiast blijven vergaren en proberen er blijvende vreugde aan te ontlenen? Voedsel is slechts het medicijn voor de ziekte die honger heet. Hoe kan het ooit een luxe zijn waarmee je jezelf kunt verwennen? Als je ziek bent en je krijgt medicijnen, weiger je ze dan als ze niet smakelijk zijn? Besef daarom dat de dingen die je gebruikt in de wereld slechts medicijnen zijn tegen de ziektes waaraan je lijdt.

Als de ziekte afneemt zijn er minder medicijnen nodig. Als je gezond bent hoef je helemaal geen medicijnen te slikken, maar als je ziek bent, moet je wel de juiste nemen die je zullen genezen. Je kunt niet weigeren om de medicijnen te nemen alleen maar omdat ze niet lekker smaken en dan toch nog hopen op beterschap. Nu hol je achter allerlei aantrekkelijke en smakelijke dingen aan die je ziekte verergeren in plaats van genezen. Je verheugt je dat je zo veel genoegens in de wereld hebt ontdekt, dat je een heel gelukkig leven leidt en kunt genieten van veel dingen die je gemak en vreugde sehijnen te geven. Maar dat zijn geen echte genoegens, want in de toekomst zul je zeker de gevolgen onder ogen moeten zien van het toegeven aan al de dingen waar je nu mee bezig bent.
Kijk eens naar een reusachtige boom waarvan de takken overladen zijn met bloemen en vruchten. Het is een indrukwekkend grote en aantrekkelijke boom. Op zekere dag begint deze boom op te drogen en de bloesems vallen af. Komt dit door gebrek aan water of mest? Heeft men verzuimd hem voedsel te geven? Neen, de wortels zijn aangetast door een soort ongedierte dat volop bezig is om deze mooie boom te vernietigen. Door de wortels komt het ongedierte binnen en begint deze reusachtige boom op te eten. Als je dus eenmaal dit ongedierte, verlangen en haat, je hart laat binnenkomen, dan ben je op een dag zomaar ineens een wrak. Dit staat absoluut vast.

In de materiële wereld denk je dat een rijke man een erg belangrijk iemand is, maar in de wereld van de geest is materiële rijkdom van geen waarde. Naastenliefde is een eigenschap die veel groter is dan alle bezit dat hoort bij rijkdom. Zonder naastenliefde heeft rijkdom op zich geen enkele waarde. Je hebt vier erfgenamen die elk aanspraak maken op je bezit. De eerste is naastenliefde. De tweede is de overheid. De derde is de dief. En de vierde is het vuur. Elk denkt dat hij je rijkdom zal erven, maar als je al je rijkdom in bezit zou geven aan de eerste zoon, naastenliefde, dan krijgen de anderen hun deel niet. Als je rijkelijk veel besteedt aan naastenliefde, dan zul je merken dat de andere gegadigden groot respect voor die beslissing tonen; ze zullen hun eigen vorderingen dan niet doorzetten.

We weten bijvoorbeeld dat de overheid je een vrijstelling van inkomstenbelasting geeft als je aan liefdadigheid doet. Zelfs het vuur wordt wat bang voor je en dieven zullen je met rust laten. Als je dus je geld besteedt aan de naastenliefde, die je kunt beschouwen als je oudste zoon en je natuurlijke erfgenaam, dan zullen de anderen, die anders zouden pogen om je bezit voor zich op te eisen, je daden respecteren en zich er niet mee bemoeien. Maar als je rijk bent en niet aan liefdadigheid doet, dan laat de dief het oog op je vallen en ook de overheid zal proberen je te pakken te nemen en je rijkdom voor zich gaan opeisen. Als je deze twee toevallig kunt ontlopen dan zal het vuur op een dag al je bezittingen komen vernietigen. Daarom komt de Gîtâ tot de slotsom dat niet rijkdom maar naastenliefde van werkelijk belang is.

Op gelijke wijze is bij de mens niet zijn vermogen om goed te kunnen spreken belangrijk, maar het waarheidsgehalte van zijn woorden. Als er geen waarheid is in wat je zegt, dan verliest alles wat je zegt zijn waarde. De Gîtâ heeft ook verklaard dat niet het leven op zich van belang is, maar het bezit van een goed karakter. Een leven zonder goed karakter is nutteloos. Jullie moeten je door karakterontwikkeling een goede reputatie verwerven, zodat je alle edele menselijke eigenschappen kunt uitstralen. De belangrijkste plicht is goede gedachten te koesteren, je goed te gedragen, goede woorden te spreken en een goed leven te leiden. Jullie moeten erg voorzichtig zijn met je woorden en met je handelingen, zodat je nooit een slechte reputatie krijgt. In plaats van honderd jaar lang het leven te leiden van een kraai, die leeft van het afval van anderen, kun je beter een paar ogenblikken leven als een zwaan met een onbezoedelde naam en een karakter zonder blaam. In de Gîtâ heet zo'n schitterende ziel, waarvan het leven vervuld is van goedheid, een paramahamsa, een heilige zwaan die reinheid en volmaaktheid uitstraalt.

Goede handelingen zijn van veel meer belang dan lichaamskracht. Een lichaam dat niet wordt gebruikt om anderen te dienen is een lijk. Gebruik je lichaam in dienst van de mensheid en niet alleen voor het vervullen van je egoïstische behoeften. Tegenwoordig wordt men bij alles wat men denkt of spreekt in de eerste plaats gedreven door egoïsme. Om deze neiging te overwinnen moet je voortdurend zoeken naar kansen om anderen te helpen en om het beginsel van dienstbaarheid in jezelf tot ontwikkeling te brengen. Dan ondergaat de hele mensheid eveneens de zegening van je goede daden. De geboorte als mens verkrijgt men slechts met grote moeite [zie ook S.B. 10.51: 46 & 10.85: 16]. Jullie moeten dan ook ruim de tijd nemen om te overleggen hoe je het beste gebruik kunt maken van dit zeldzame leven dat je hebt ontvangen. Ook moeten jullie goede gewoontes aanleren. Zwakheden als begeerte en boosheid, die je gouden kans laten voorbijgaan, kun je daarmee overwinnen. Hoe kun je het beste de diep ingesleten slechte gewoontes overwinnen en ze vervangen door goede? Kijk eens naar dit voorbeeld.

Op een dag komt er bij toeval een prachtige hond naar je huis en je weet niet van wie hij is. Het is zo'n aardig beest dat je hem een beetje eten geeft om hem enige tijd bij je te houden en van zijn gezelschap te genieten. De volgende dag komt hij op ongeveer dezelfde tijd en weer geef je hem te eten en je bent blij dat hij komt. Zo komt hij iedere dag terug voor zijn eten en geleidelijk neemt de gehechtheid toe. De hond bezoekt je huis nu regelmatig en blijft er steeds langer. Op een dag merk je dat hij niet meer weggaat; hij blijft vanaf dat ogenblik gewoon bij je wonen. Maar het geluk dat je ervaart door naar lichamelijke schoonheid te kijken duurt niet erg lang; als schoonheid niet langer gepaard gaat met een gevoel van vreugde, wordt zij onaangenaam voor je. In het geval van de hond krijg je er al gauw genoeg van dat hij voortdurend om je heen is en je gaat dus een middel zoeken om van hem af te komen. Om te beginnen moet je jezelf afvragen waarom de hond zo aan je gehecht is geraakt en nu in je huis woont. Het is omdat je hem vanaf de eerste dag regelmatig gevoed hebt, je hebt hem ook geaaid, bewonderd en veel aandacht geschonken. Deze dagelijkse herhaling heeft de band tussen jou en de hond geschapen. Nu moet je een nieuwe regelmatige praktijk (abhyâsa) ontwikkelen, die deze band moet verbreken en je zal helpen je van het dier te ontdoen. Het meest geschikt hiervoor is het omkeren van het oorspronkelijke proces dat de gehechtheid heeft geschapen en het object zo dierbaar voor je heeft gemaakt. [Zie ook S.B. 10.84: 54]

In het geval van de hond: als hij gedurende enkele dagen geen voedsel krijgt en niemand zich met hem bemoeit of hem zelfs de geringste aandacht schenkt, zal hij spoedig uit zichzelf weggaan. Het gaat dus om de gewoontevorming; door gewoonte heb je zekere gehechtheden en onwenselijke eigenschappen ontwikkeld en door gewoonte kun je ze veranderen. In de Bhagavad Gîtâ staat dat de gewoonte, het regelmatig doen, het begin is van alles. In het twaalfde vers van het hoofdstuk over bhakti yoga staat: 'Door gewoonte zul je in staat zijn kennis te verkrijgen, door kennis zul je beter gaan mediteren, door meditatie zul je offervaardigheid ontwikkelen en alleen door offervaardigheid krijg je innerlijke vrede.' Het begint daarom allemaal met abhyâsa of voortdurende oefening.

Gedurende vele levens ben je bekoord door schoonheid en heb je je ingelaten met begeerte en boosheid, waardoor deze passies diepe sporen in je hart hebben getrokken. Nu ben je een slaaf van je verlangens geworden. Woorden alleen volstaan niet om ervan los te komen. Nadat gehechtheid al zo lang een gewoonte is geworden, hebben deze negatieve eigenschappen zulke sterke wortels ontwikkeld dat ze zelfs als je ze aan de oppervlakte afsnijdt, steeds opnieuw zullen ontspruiten. Als verlangen een geïntegreerd deel van je is geworden, kun je alleen van deze diepgewortelde kwaal verlost worden door omkering van het proces: door onthechting en 'loslaten' te oefenen. In het begin zijn verlangens buitengewoon aantrekkelijk en zoet. Na enige tijd krijg je er een afkeer van, maar dan is het al heel moeilijk en in werkelijkheid haast onmogelijk om er van af te komen. Het is daarom het beste om al vanaf het eerste begin onthechting en 'loslaten' als deel van je karakter tot ontwikkeling te brengen en geen plaats te geven of belang te hechten aan verlangens. Zonder dat je die houding van opofferingsgezindheid hebt en ook de weerstand tegen verlangens, zul je niet gereed zijn om de genade van de Heer te ontvangen.

Een os of een paard die niet te beteugelen zijn, een wagen zonder remmen of een leven dat niet gebaseerd is op de beheersing van de zintuigen, zijn allemaal gevaarlijk. Beheersing van de zintuigen is erg belangrijk. In de Yoga Sûtra's wijst Patañjali er op hoe nodig het is om een geest die geneigd is alle richtingen op te gaan, de verlangens achterna, onder strenge controle te houden. De geest en de zintuigen moeten binnen vaste grenzen gehouden worden. Zelfs geluk dat bepaalde grenzen te buiten gaat, kan gevaarlijk zijn. Er is voor alles een grens; gezond functioneren kan alleen binnen een zeker bereik.

De normale lichaamstemperatuur is 37°C; als ze ook maar een graad omhoog gaat, is er sprake van een ziekte. Alleen als ze zich op het juiste niveau bevindt, is er sprake van een gezond lichaam. Zo is ook je bloeddruk normaal bij 120/80. Als de bloeddruk stijgt tot 150/90, duidt dit op een abnormale toestand van het lichaam die kan wijzen op een ziekte. Evenzo moet de hartslag rond de 75 liggen; als ze toeneemt, is dat het begin van een ziekte. Hetzelfde geldt voor je ogen; er is een bepaalde hoeveelheid licht die hoort bij het gezond functioneren. Als het licht te fel is, kunnen de ogen niet zien en worden ze beschadigd. Dit geldt ook voor de oren; een bepaalde hoeveelheid geluid is gezond. Als het geluid die grens overschrijdt, wat kan gebeuren dichtbij een vliegtuig, een trein of een luidspreker, zal het gehoor worden aangetast.

We zien dat het leven zoiets is als een kleine, beperkte onderneming. Als je onbeperkt zaken wilt doen met deze beperkte onderneming, zal veel smart en pijn je deel worden. Je moet daarom beperkingen aanbrengen in je gedrag en een leven leiden dat zich afspeelt binnen bepaalde voorgeschreven grenzen. Dit kan ook discipline genoemd worden. Discipline is in het bijzonder nodig voor de spirituele vooruitgang van een persoon; zonder discipline is iemand waarschijnlijk niet meer dan een dier. Maar ook discipline moet binnen zekere grenzen beoefend worden; het is zelfs noodzakelijk om je discipline aan beperkingen te onderwerpen als je van het leven wilt genieten. Je ziet dat er voor alles een grens en een beperking is. Als je binnen deze grenzen blijft, brengt het leven je niet in moeilijkheden.
Het is noodzakelijk dat je echt aandacht schenkt aan deze twee vreselijke vijanden van de mensen: begeerte (kama) en boosheid (krodha) en deze volledig leert beheersen. Deze vijanden bevinden zich niet buiten je; het zijn innerlijke vijanden. Als je wordt verslagen door je innerlijke vijanden, hoe kun je dan ooit hopen je vijanden buiten je te overwinnen? Maar als je deze innerlijke vijanden eenmaal onder voortdurende controle hebt, zijn je andere vijanden heel gemakkelijk te verslaan. De Bhagavad Gîtâ leert ons dat verlangen en boosheid de belangrijkste hindernissen voor bevrijding zijn. Het is dus van absoluut belang dat ze worden beteugeld. In de komende dagen zullen we enkele andere vijanden onder de loep nemen die je vooruitgang in de weg staan, zoals jaloezie en gierigheid.

 

  

 

 
 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio