VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Elfde voordracht:
De ware verzaking is je geest naar God keren in plaats van naar de wereld

 

 

Belichamingen van liefde!

Als je de gebreken en zwakheden van de aardse dingen onderkent, verlies je al spoedig het verlangen om ze te bezitten. De geest is zeer sterk en wispelturig; hij gaat zeer vastberaden zijn eigen weg. Arjuna bad Krishna om hulp bij het beheersen van zijn geest. Hij verzuchtte: 'O Heer, de geest is erg sterk en eigenzinnig.' Krishna antwoordde: 'Arjuna, als je je oefent in onthechting, zul je je geest zeker onder controle leren krijgen.'

De geest is te vergelijken met de Peepal-boom. De Peepal-bladeren trillen altijd, of er wind is of niet. Zo is ook de geest altijd ongedurig en weifelend. Behalve weifelend is de geest toch ook sterk en koppig. Neem bijvoorbeeld een olifant; die is ook erg sterk en kan bovendien wreed zijn [als het dier wordt getergd]. Met behulp van een prikstok kun je het dier echter onder controle krijgen. Een paard staat zelden stil; dat is dan ook de reden waarom het de naam 'ashok' heeft gekregen, wat onvastheid betekent. Het beweegt voortdurend zijn benen, oren, hoofd of zijn staart. Doordat het onstandvastig is, zal het eerst de ene richting opgaan en dan weer een andere; maar met een bit is het te beteugelen en te sturen in de richting die de berijder wil. Een derde voorbeeld is de aap, die overal rondzwerft en het toonbeeld is van onstandvastigheid en wispelturigheid; maar door oefening is ook hij in bedwang te krijgen. Zoals je met een prikstok een olifant kunt beheersen, en je met een bit een paard kunt beheersen dat nerveus en onevenwichtig is en je eveneens door oefening zelfs een aap kunt temmen, zo kan de geest die ook sterk en wispelturig is op dezelfde manier onder controle gebracht worden door onthechting (vairagya) en voortdurende oefening (abhyâsa) [zie ook B.G. 6: 33-34].

Onthechting betekent het besef dat alles tijdelijk is. Hierdoor wordt verhinderd dat de geest zich hecht aan die vergankelijke dingen. Het wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat je van die dingen walgt of ze haat. Je kunt de zaken uit de wereld van de verschijnselen niet volledig opgeven. Je kunt echter je gevoel van 'mijn', van bezit, opgeven. Als je dat eenmaal hebt gedaan, kun je van al die verschillende dingen in de wereld blijven genieten; ze zullen je dan geen kwaad doen. In de wereld van de verschijnselen ondergaat ieder ding, iedere persoon en iedere zaak, veranderingen. De wereld bestaat uit zes hoofdtypen van verandering: geboorte, groei, volle wasdom, verval, aftakeling en dood. Dat zijn de veranderingen waaraan alle dingen onderworpen zijn. Het is wel heel dwaas om jezelf wijs te maken dat deze vergankelijke, tijdelijke wereld eigenlijk blijvend is en je te hechten aan de veelsoortige vormen die zij bevat.

In de tempel van Vishnu zie je altijd afbeeldingen van Garuda, de adelaar. In de tempel van S'iva vind je afbeeldingen van Nandi, de stier. In de tempel van Râma zie je Hanumân, de aap. Deze laten je allemaal de juiste wijze van gehechtheid zien: gehecht zijn aan de Heer die blijvend is en onthecht raken van de wereld die vergankelijk is. De concentratie van Nandi, Garuda en Hanumân is volledig gericht op de voeten van de Heer; ze zien alleen de Heer, niet de wereld. De betekenis van deze afbeeldingen is dat je je niet moet bekommeren om het vergankelijke, maar dat je altijd geconcentreerd moet blijven denken aan het altijd aanwezige, dat de Heer Zelf is. Als je eenmaal de gebreken van de dingen inziet, hun vergankelijkheid en tijdelijkheid hebt beseft, dan gaat beetje bij beetje je verlangen verloren om ze te bezitten. In een aantal verhalen wordt aangetoond dat heersers die grote rijkdom ter beschikking hadden en alle luxe en eigendommen bezaten die men zich kan dromen, daar niet veel vreugde of gemoedsrust uit konden putten. Om gemoedsrust te krijgen, gingen ze naar het woud en deden boete. Zo verkregen ze uiteindelijk de vervulling en de innerlijke vertroosting waarnaar ze zo vurig hadden verlangd.

Onthechting houdt meer in dan alleen de erkenning dat de dingen vol gebreken en zwakheden zijn vanwege hun vergankelijke natuur. Onthechting houdt ook in dat je de positieve eigenschap bezit om het uiterste te halen uit de dingen van de wereld. Je moet er altijd naar streven om van iets zo goed mogelijk gebruik te maken en het te waarderen voor wat het is. Als je alleen maar de beperkingen ziet en het verdriet die wereldse dingen veroorzaken, dan verschaft je dat weinig vreugde. Je moet ook weten hoe je ze goed kunt gebruiken om je plicht in deze wereld te doen; dan zul je wel enige voldoening smaken. In ruimere zin bestaat de ware onthechting uit het werkelijk opgeven van aardse smart en het verwerven van de gelukzaligheid van het âtma. Familie, echtgenoot, kinderen en bezittingen opgeven en dan naar het woud gaan, kan geen onthechting genoemd worden. Onthechting is het besef dat alle dingen in wezen zwakke kanten hebben, maar ook het aanvaarden van hun positieve en sterke punten.

Als je in moeilijkheden komt, of deze nu van lichamelijke, geestelijke, financiële of andere aard zijn, kan er een gevoel van onthechting in je opkomen ten opzichte van de dingen die deze toestand hebben veroorzaakt. Dit is heel natuurlijk. Veronderstel bijvoorbeeld dat iemand sterft en dat zijn lichaam naar de verbrandingsplaats wordt gebracht om te worden gecremeerd. Als je naar zoiets staat te kijken, ontstaat er een zekere onthechting en je filosofeert erover dat het lichaam eens ten einde zal komen. Maar die onthechting is iets tijdelijks, een vluchtig gevoel; het kan niet worden beschouwd als werkelijke vairagya.

Nog een ander voorbeeld: een moeder is aan het bevallen. Ze is niet in staat om de pijn te verdragen en schreeuwt dat ze liever sterven wil. Ook dit is geen werkelijke onthechting. Zodra de baby is geboren, en veronderstel dat het een meisje is, dan wil ze onmiddellijk de volgende keer een jongen hebben. Een gelijke situatie ontstaat wanneer iemands wensen niet in vervulling gaan; ook hier ontwikkelt hij een bepaald soort onthechting. Al deze reacties zijn tijdelijk; blijvende onthechting is iets totaal anders.

Een andere manier om over blijvende onthechting te spreken is om het diepe onthechting te noemen, in tegenstelling tot oppervlakkige of zwakke onthechting. Iemand kan besloten hebben om op pelgrimstocht naar een van de heilige plaatsen in India te gaan, maar dan komt er een sterke neiging om de reis uit te stellen tot de volgende maand. Als het iets goeds is, zoals het gaan op pelgrimstocht, is men geneigd het uit te stellen. Als het daarentegen iets slechts is, doet men het liever onmiddellijk, ter plekke, zonder tijd te verspillen. Mensen getroosten zich in het algemeen niet veel moeite om goede daden te volbrengen. Dit kan worden opgevat als een oppervlakkige vorm van onthechting, waarbij je geneigd bent om goede voornemens en het volbrengen van goede daden uit te stellen. Maar zulk gedrag zal je niet helpen om je spirituele doel te bereiken. Het is de diepe vairagya, diepe onthechting, die bepalend is voor je vooruitgang op de spirituele weg.

Als je tot de conclusie bent gekomen dat een bepaalde activiteit goed en geheiligd is, moet je haar niet uitstellen. Je moet haar onmiddellijk uitvoeren en erop toezien dat deze goede daad succesvol wordt uitgevoerd. Dit was de koninklijke weg, die Boeddha voor iedereen had vastgesteld. Toen Gautama Boeddha zich eenmaal had gerealiseerd dat het lichaam tijdelijk was, dat geen van de wereldlijke dingen zou blijven bestaan, nam hij het besluit om de onveranderlijke waarheid vast te stellen en te ontdekken. Hij gaf zijn familie en zijn koninkrijk op en trok het woud in om de hoogste waarheid te verwerkelijken.

Er was nog een groot heerser die een sterk gevoel voor opoffering en onthechting bezat; zijn naam was Harischandra. Hij was een keizer, maar desondanks werd hij door ongelukkige omstandigheden de opzichter van een crematieplaats. Op de eerste dag dat Harischandra zijn werk op de crematieplaats deed werd het lichaam van een rijke man daarheen gebracht door een groot aantal vrienden. Ze brachten het lichaam, ontstaken het vuur en gingen onmiddellijk terug naar huis. Gewoonlijk wordt er, als het lichaam in brand wordt gestoken, een gewicht op gezet omdat anders het lichaam, zodra het heet wordt, zich spant alsof het overeind komt en daarna weer terugvalt. Harischandra bleef die dag alleen op de begraafplaats achter; er waren geen vrienden of familieleden van de dode achtergebleven om bij het lichaam te waken. Harischandra naderde om wat meer brandstof op het vuur te doen. Plotseling zag hij dat het lichaam zich oprichtte. Hij was verrast en ging er nog dichter naartoe om het beter te kunnen zien. Toen Harischandra de brandstapel naderde, zag hij dat het lichaam uit zichzelf weer was gaan liggen. Een moment dacht hij dat de man nog leefde. Het was alsof hij overeind zat en zijn verwanten en vrienden zocht, maar toen realiseerde Harischandra zich dat de hele gebeurtenis slechts een tijdelijke illusie was omdat het lichaam tot leven gebracht leek te zijn door de hitte van het vuur. Harischandra dacht bij zichzelf: Op dezelfde manier als ik ten onrechte aannam dat deze man nog leefde, dacht ik dat deze wereld echt was. Maar zij is onecht, ze wekt slechts een illusie van de werkelijkheid. Harischandra beklaagde de rijke man wiens lichaam daar gebracht was, omdat hij geen verwanten of vrienden had die tot het eind bij zijn lichaam bleven. Hij bedacht dat, wat zijn positie ook mocht zijn geweest of hoe rijk hij ook mocht zijn geweest, zelfs zijn vrouw of kinderen na zijn dood geen band meer met hem voelden. Uit deze ervaring ontwikkelde Harischandra een diep gevoel van onthechting ten opzichte van de dingen en vormen van de wereld [zie ook Wikipedia over Harischandra en Freeindia over hem].

Iedere dag vinden er op ieder moment veranderingen plaats in al het geschapene. Deze veranderingen zijn niet kunstmatig; ze zijn evenmin denkbeeldig. Ze zijn natuurlijk en eigen aan de aard van de dingen. Als je eenmaal herkent dat de wereld in wezen het toneel is van het voortdurend en op een natuurlijke wijze plaatsvinden van veranderingen en dat verandering eigen is aan de diepste aard der wereldse dingen, dan zul je verlost worden van het lijden. Iedereen die zich realiseert dat er een dodelijk gif zit in de tanden van een gifslang, zal niet nonchalant dichterbij komen. Als je een schorpioen ziet naderen met opgerichte giftige staart, klaar om toe te slaan, zou je dan niet wegrennen? Alleen een klein onschuldig kind of iemand die totaal van niets weet zal ernaartoe gaan, gestoken worden en sterven. Je probeert dus wel uit alle macht een giftig dier te ontwijken, omdat je weet hoe gevaarlijk het is. Zo zou je ook alles doen om gehechtheid aan wereldse dingen te vermijden als je wist hoe gevaarlijk zij waren.

Het lijden gaat gepaard met toenemende gehechtheid en vervolgens gedesillusioneerd raken, als er onvermijdelijk veranderingen plaatsvinden. De Heer heeft in de Gîtâ geleerd dat je in plaats van dit lijden te ondergaan, veel beter vanaf het eerste begin onaangedaan kunt blijven voor de dingen en gebeurtenissen om je heen. Nu blijf je maar veel zaken organiseren en je hechten aan veel dingen om wat kortstondige vreugde te beleven. Je put jezelf uit met denken en organiseren: 'Ik moet dit doen, ik moet dat doen' of 'ik kan beter dit doen dan dat' en je raakt verwikkeld in talloze ondernemingen en activiteiten. Maar later zul je de gevolgen van al deze handelingen moeten dragen.

De zaden die je door je handelingen hebt gezaaid, zullen rijpen en naar je terugkeren als een oogst, gevormd door de gevolgen van je handelingen. Als de zaden tot een soort behoren, kun je er geen verschillende gevolgen van terug verwachten. In welke handelingen je ook verwikkeld was, de bijbehorende vruchten zullen je gegeven worden in de vorm van een onzichtbaar snoer dat om je hals hangt. Als je uit de schoot van je moeder wordt geboren, is er geen snoer te zien. Geen snoer van parels, noch één van bepaalde edelstenen, noch een halsketting van goud is er om je hals te zien. Desondanks is er wel degelijk een halsketting. Die ketting is opgebouwd uit de gevolgen van je handelingen in het verleden, handelingen die je verricht hebt tijdens een aantal levens. Die ketting, die je door de Schepper is gegeven, siert je hals, hoewel hij niet voor het gewone oog zichtbaar is. Iemand die de waarheid erkent dat iedere handeling altijd een bijbehorend resultaat oplevert, zal alleen goede handelingen verrichten en zal zich in zijn leven alleen bezighouden met goede handelingen die hem goede resultaten opleveren. Dit wordt door de Gîtâ onderwezen als een spirituele oefening die voor toegewijden bijzonder belangrijk is. Dit leidt tenslotte tot het ontstaan van gelijkmoedigheid en onthechting met betrekking tot de dingen van de wereld en resulteert in het verwerven van ware wijsheid. Hier volgt een voorbeeld dat laat zien hoe denkbeeldig de wereld van nature is en hoe je daaruit kunt leren om onthecht door het leven te gaan.

Koning Janaka had zich een buitengewone bekwaamheid verworven in brahmajñâna, de kennis van brahman. Hij werd de 'videha-koning' genoemd. 'Videha' betekent 'beroofd van het lichaam', met andere woorden, hij was iemand die geen enkel gevoel van lichamelijk bewustzijn had. Op zekere avond, na het avondeten, besprak hij bepaalde bestuursproblemen met zijn ministers. Een poosje later trok hij zich terug in zijn slaapkamer. Er werden enkele gerechten voor hem gereed gezet, maar hij raakte ze niet aan. Hij ontspande zich op een divan, terwijl de koningin zijn voeten masseerde. Spoedig viel koning Janaka in slaap. De koningin vroeg de verschillende aanwezige bedienden om de kamer te verlaten en vergewiste zich ervan dat de koning, die buitengewoon vermoeid was, niet in zijn slaap gestoord zou worden. Ze legde een deken over hem heen, dimde het licht en bleef stil naast hem zitten. Kort daarna opende koning Janaka plotseling zijn ogen, ging rechtop zitten, keek ongelovig om zich heen en begon op een hoogst eigenaardige manier te vragen: 'Is dit werkelijk of is dat werkelijk? Is dit de waarheid of is dat de waarheid?'

De koningin werd wat angstig door zijn verwilderde blik en zijn vreemde vragen; ze probeerde er achter te komen wat hij nu precies wilde weten, maar hij wilde op geen van haar vragen een antwoord of een verklaring geven. Hij bleef maar vragen: 'Is dit de waarheid of is dat de waarheid?' Ze riep de ministers, raadslieden en andere belangrijke ambtsdragers bij elkaar. Gezamenlijk begonnen zij de koning te ondervragen: 'Waar ligt uw twijfel, mahârâja? Waar vraagt u precies naar?' Maar de mahârâja wilde hen geen antwoord geven. Tenslotte brachten de ministers de grote heilige Vasishthha Muni naar het hof. Vasishthha vroeg de koning: 'Wat wilt u weten? Waarover twijfelt u? Kan ik u opheldering geven?' De koning beantwoordde al die vragen steeds met dezelfde vraag: 'Is dit de waarheid of is dat de waarheid? Is dit de werkelijkheid of is dat de werkelijkheid?'

De heilige Vasishthha, die alwetend was, sloot zijn ogen en mediteerde een poosje om erachter te komen wat de oorzaak was van het vreemde gedrag van de koning. Vasishthha realiseerde zich dat koning Janaka plotseling wakker was geworden uit een levendige droom, waarin hij zijn koninkrijk had verspeeld en alleen en wanhopig in een woud ronddwaalde. Hij had grote honger, was ook erg moe en voelde zich verlaten. Al dwalend door het woud riep hij voortdurend: 'Ik heb honger, ik heb honger.' Toevallig waren in het woud enkele rovers. Ze zaten juist op een dichtbijgelegen open plek samen te eten van borden die van bladeren waren gemaakt. Omdat ze medelijden met hem kregen gingen de rovers naar Janaka toe, nodigden hem uit om bij hen te komen en boden hem een deel van hun voedsel aan. Precies op dat ogenblik sprong een tijger tussen hen in en ze renden allemaal voor hun leven. De tijger maakte zich van al het voedsel meester. Weer liep Janaka strompelend door het woud en riep: 'O, ik heb zo'n honger. Ik heb zo'n verschrikkelijke honger.' Toen hij wakker werd, ontdekte hij dat hij zich in een paleis bevond. Hij lag op een koninklijke divan met de koningin naast zich en op een tafel in zijn nabijheid stond een zilveren schaal die overdadig gevuld was met voedsel en lekkernijen. Hij begon zich af te vragen of hij de uitgehongerde, in de steek gelaten stakker was, die bij de rovers om voedsel bedelde of dat hij een vorst was, die in een weelderig paleis leefde, omgeven door alle mogelijke luxe. 'Is dit waar of is dat waar?'

Mahârishi Vasishthha herkende ogenblikkelijk de verwarring van de koning en zei: 'Koning Janaka, geen van deze twee rollen is echt. U alleen bent echt. U, uzelf bent de waarheid. Degene die aanwezig was als puur bewustzijn, zowel in de droomtoestand als in de waaktoestand, degene die getuige was van beide toestanden, die is de ware realiteit. Het leven overdag is een dagdroom; gedurende de nacht is het een nachtdroom. Beide zijn een illusie. Ze zijn vol gebreken en fouten omdat ze voortdurend veranderen van het ene in het andere; ze kunnen dus niet echt zijn. Alleen u, die onveranderd blijft in al deze toestanden, bent werkelijk vrij van alle verandering en illusie.'

Dit werd ook benadrukt in de Gîtâ, waar Krishna de belangrijke waarheid uiteenzette dat de wereld voortdurend verandert en dat alleen het Zelf werkelijk en altijd onveranderlijk is [B.G. 2a: 19-30].

Swami heeft al eerder gezegd dat onthechting niet betekent alles achterlaten, naar het woud gaan en het leven van een sannyâsî gaan leiden. Tapas of boetedoening heeft geen betrekking op bepaalde lichaamshoudingen of op lichamelijke ontberingen. Tapas betekent de intense kwelling die je ervaart als je jezelf gescheiden voelt van God. Als je die kwelling van gescheiden zijn bij je draagt waar je ook bent, dan ben je bezig met tapas. Gedurende de ervaring van deze kwelling met zijn intense streven om God te bereiken, zul je niet onder de betovering van de drie guna's geraken; de drie kenmerken of eigenschappen tamas, rajas en sattva. Op dat ogenblik zullen alle guna's samensmelten en één worden. Deze vereniging van de drie guna's kan worden omschreven als tapas. Samen hiermee komt er een onuitputtelijke vreugde over je, de ware gelukzaligheid van ananda. Dus de werkelijke tapas is het punt waar de drie guna's tot één versmelten en ananda of eeuwige vreugde en gelukzaligheid ontstaat. Om dit beter te begrijpen volgt hier een voorbeeld uit het dagelijks leven.

Iedere dag geniet je van de zegeningen van de electriciteit. Misschien heb je in je kamer een electrische ventilator. Aan de motor van de ventilator zijn drie rotorbladen bevestigd. Als ze in drie verschillende richtingen ronddraaiden, zouden ze niet zoveel wind produceren. Maar als ze gezamenlijk ronddraaien, samen als één blad bewegen, dan geeft de ventilator een heerlijke luchtstroom. Dus je kunt alleen maar van die koele wind genieten als de bladen alle drie samen ronddraaien als één. Op precies dezelfde manier kun je als de drie guna's in elkaar opgaan en als één samenwerken, de ware gelukzaligheid ervaren. In dit voorbeeld kan je hart worden vergeleken met de kamer waar de ventilator in hangt. De drie guna's zijn te vergelijken met de drie bladen van de ventilator. Je buddhi of intellect kan worden beschouwd als de electriciteitsschakelaar. Je spirituele kracht, de energie die voortkomt uit het âtma, kan worden gedacht als de electriciteit die de ventilator van energie voorziet. Je sâdhana is het proces waarmee je je intellect zuivert en daarmee de schakelaar aanzet. Als de drie guna's in harmonie samenwerken, zoals de drie bladen van de ventilator samen ronddraaien, wordt heel je kwelling omgezet in gelukzaligheid. Op deze manier kun je je levensenergie en gehele spirituele kracht omzetten in tapas en gelukzaligheid.

In plaats van dat hij dit pad van tapaguna volgt, bevordert de mens heden ten dage de tamaguna. Dat wil zeggen luiheid en intellectuele traagheid. Hij veronachtzaamt tapas en vergeet hoe ze moet worden verricht. Als je je blik laat ronddwalen in de tijdelijke en voorbijgaande wereld, wordt ze traag en lui (tamas). Als je je blik en je bewustzijn concentreert op de blijvende God, dan wordt ze tapas. Swami heeft hiervan vaak het volgende voorbeeld gegeven.

Een deur kan stevig op slot zitten. Als je hem wilt opendoen, moet je de sleutel in het slot steken en naar rechts draaien, dan gaat hij open. Maar als je de sleutel naar links draait, blijft het slot dicht. Het is hetzelfde slot en dezelfde sleutel. Het verschil zit in de manier waarop je de sleutel omdraait. Je hart is het slot en je geest de sleutel. Als je je geest naar God keert, krijg je bevrijding. Als je haar keert naar de materiële wereld, blijf je gebonden. Het is dezelfde geest die zowel bevrijding als gebondenheid kan veroorzaken.

Werkelijke vairagya of loslaten kan worden omschreven als het naar God, naar het blijvende keren van de geest. Deze onthechting, dit loslaten en dit offer moet je laten uitgroeien tot een heel intens gevoel. Je moet de praktische toepassing niet steeds uitstellen tot de volgende dag, tot de dag daarop, enzovoort, enzovoort. Veronderstel dat je van plan bent naar een trouwerij te gaan. Je houdt dan bepaalde kleren al dagen van tevoren gereed. Of veronderstel dat je naar de bioscoop wilt. Je bent dan erg snel klaar om te gaan. Zelfs voor een wandeling heb je weinig voorbereiding nodig. Toch, als je vandaag niet naar de bioscoop kunt, kun je het gemakkelijk uitstellen tot een andere dag. Als je nu niet gaat wandelen, kun je altijd een andere keer gaan. Maar de reis naar de Heer kan niet worden uitgesteld of afgezegd. Je moet altijd klaar zijn om te accepteren wat er op je weg komt. De tijd [kâla] gaat onverbiddelijk door. De tijd volgt de mens niet; de mens moet de tijd volgen. De tijd verglijdt zonder ophouden en voert alles met zich mee.

De Gîtâ leert dat je van de grote verscheidenheid van dingen in de wereld mag genieten. Maar je moet er, bij alle genietingen, niet aan gehecht raken en denken dat ze van jou zijn. Dit gevoel van loslaten of onthechting is een van de meest essentiële aspecten van de spirituele filosofie die in de Gîtâ naar voren wordt gebracht.

 

 

 

Zie ook 'De Orde van de Tijd - Wetenschap & Solaire Tempometer: Bereken uw zonnetijd & Krishna's tijd op Vahini.org

 
 
 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio