VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Wijsheid - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 2a en 2b


Zeventiende Voordracht:
Beheers je zintuigen en de gehele wereld zal jou toebehoren


Belichamingen van liefde!

graanAlle ontelbare variaties van de vijf elementen hebben altijd veranderingen ondergaan en zij ondergaan steeds weer veranderingen. Zij zijn alle tijdelijk van aard, voor eeuwig draaiend in een cyclus van de ene naam en vorm in de andere. De bloem die vandaag bloeide, zal morgen uitgedroogd zijn en een paar dagen later zal zij uiteenvallen. Voedsel dat vandaag werd gekookt, is morgen bedorven. Nog een dag later is datzelfde voedsel vergif geworden. Is het eenmaal bedorven, dan kun je het niet meer terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Wat er vandaag mooi uitziet, zal morgen lelijk zijn geworden. Zelfs de atomen waaruit de materie van de maan is opgebouwd, kunnen hier op aarde terechtkomen, en de atomen van de aardmaterie reizen misschien naar de maan. Elke zeven jaar ondergaan de atomen waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd een totale verandering. Het zou toch dwaas zijn te denken dat het lichaam en de zintuigen, die zijn opgebouwd uit de vijf elementen, permanent waren of dat enig ding dat uit deze elementen is opgebouwd een blijvende waarde heeft. Het zijn alleen je zintuigen die hunkeren naar zulke uiterlijke, vergankelijke dingen.

De Gîtâ heeft aangetoond dat dit voorbijgaande verschijnsel, het lichaam, het denken en de zintuigen, bestaat uit 24 principes. Het zijn:

- de vijf grofzintuiglijke organen - het oor, de huid, het oog, de tong en de neus, die in het Sanskriet karma indriya's [karmendriya's] worden genoemd. Deze reiken naar de voorwerpen der zinnen via

- dc vijf subtiele zintuigen genaamd jñâna indriya's [jñânendriya's], namelijk het gehoor, de tastzin, het gezichtsvermogen, de smaak en de reuk. De karma indriya's en de jñâna indriya's zijn onontwarbaar met elkaar verbonden; zonder het subtiele deel functioneert het grove niet. Je kunt bijvoorbeeld wel ogen hebben, maar geen gezichtsvermogen, je kunt een tong hebben, maar geen smaak.

- Aan de indriya's [zie ook vishaya] kan men de vijf omhulsels (kosha's) toevoegen. Deze kan men zich voorstellen als verschillende lichamen die elkaar wederzijds doordringen op steeds subtielere wijze, elk volgende steeds fijner van structuur dan het vorige. Het grofste is het omhulsel van het voedsel - het fysieke lichaam. Het daaropvolgende is het vitale omhulsel, verbonden met de levensadem en de fysieke energie.

Daarop volgt het omhulsel van het denken, een subtiel lichaam dat verbonden is met het lagere denken.

Dan komt het intellectuele omhulsel; een lichaam dat nog fijner is van structuur, verbonden met het hogere denken en de intuïtie.

Het laatste omhulsel is dat van de gelukzaligheid, het meest subtiele van de vijf lichamen, dat boven alle aspecten van het denken uitgaat en waarin slechts de sluier van de onwetendheid overblijft waarachter het Âtma verborgen is.

- Bij de bovengenoemde principes komen nog de vijf levens energieën of prana's die alle lichaamsfuncties van energie voorzien. Eén ervan is verbonden met de ademhaling, een tweede met de reiniging, een derde met de circulatie, een vierde met de spijsvertering en een vijfde met de opwaartse stroom die de hogere centra energie toevoert.

Behalve deze twintig principes zijn er de vier aspecten van de geest:

- de lagere of denkende geest, genaamd manas.

- de intuïtie, verbonden met het opmerkings- of onderscheidingsvermogen, dat buddhi wordt genoemd.

- het besef van het persoonlijk zelf of ego dat ahamkara wordt genoemd,

- en de zetel van gevoelens en geheugen die chitta heet.

Samen met het Âtma dat hun basis is, komt dat op een totaal van vijfentwintig.

In Sânkhya yoga (Gîtâ, hoofdstuk twee) worden deze principes die samen een individu vormen, behandeld. De titel van dit hoofdstuk is
Sânkhya yoga omdat het je leert het Âtma te zien als de enige werkelijkheid die ten grondslag ligt aan alle lichaamsprincipes. Eigenlijk zijn ze alle vierentwintig slechts een teken van jullie onwetendheid; deze vierentwintig vormen immers de illusie die jullie de schijn voorhoudt dat je een afzonderlijk schepsel bent. Als je je leven lang afhankelijk blijft van deze vierentwintig vermogens die voortdurend onderhevig zijn aan verandering, hoe kun je dan ooit de eeuwige gelukzaligheid bereiken die je ware natuur is, een gelukzaligheid die op geen enkele wijze wordt beïnvloed door deze vergankelijke elementen?

Alle vreugde die je nu ervaart, zal je later slechts verdriet opleveren. Gevoelens van vreugde komen en gaan; zij zijn niet van blijvende aard. Krishna zegt zeer nadrukkelijk dat je de zintuigen niet moet geloven, je er niet door mag laten misleiden. Hoe ontwikkeld je ook bent, welk ambt je ook bekleedt, welke status je ook hebt, je zult geen innerlijke vrede vinden als je de zintuigen niet leert beheersen. Innerlijke vrede is alleen te verkrijgen door het beheersen van de zintuigen. Jullie denken misschien dat beheersing van de zintuigen te moeilijk is om aan te beginnen. In het hoofdstuk over Sânkhya yoga geeft Krishna echter een aantal middelen die jullie zullen helpen de zintuigen met succes de baas te worden.

Krishna zegt in de
Gîtâ dat er twee typen mensen zijn: de Ariërs en de niet-Ariërs. De Ariërs zijn de mensen die het juiste pad volgen, het heilige pad, het nobele pad. Zij zoeken het gezelschap van edele mensen en brengen in praktijk wat zij van hen leren. Als gevolg daarvan ervaren zij zelf de grote geestelijke waarheden en scheppen vreugde in het naar binnen gerichte, spirituele leven. Tegenover deze mensen staan zij die vol wereldse gedachten zijn, een onrein hart hebben, die onder de betovering staan van de onwetendheid en geen deugdzaam leven leiden. Dat zijn de niet-Ariërs. Hun zondig gedrag staat in directe tegenstelling tot het voorbeeldige gedrag van de Ariërs, zoals de duisternis staat tegenover het licht. Daarom kunnen wij deze twee soorten mensen aanduiden als goden en demonen, de schepsels van het licht en de schepsels van de duisternis. Krishna sprak: 'Arjuna, tot nu toe dacht Ik dat je een Ariër was, maar Ik zie dat je het verkeerde pad opgaat. Je raakt verzonken in duisternis, je gaat in een richting die niet heilig is. Ik zou verkeerd doen als Ik je een Ariër noemde; je blijkt een niet-Ariër te zijn.'

horsesKrishna gaf Arjuna verscheidene van zulke vermaningen om hem aan te sporen tot een heldhaftige inspanning om een Ariër te worden. Hij zei: 'De hoofdoorzaak van je huidige verdriet is je gehechtheid, en de basis van je gehechtheid is onwetendheid. Het is uit onwetendheid dat je je zintuigen de kans geeft om je daden te sturen. Als je bevrijd wilt zijn van gehechtheid en verdriet, moet je je zintuigen beheersen. Je moet de aard van de zintuigen goed begrijpen. Tijdens de reis van het leven spelen de zintuigen een belangrijke rol. Zij zijn als de paarden van je strijdwagen die je naar je levensdoel kunnen voeren. Maar wagen en bestuurder zijn alleen dan veilig wanneer de paarden volledig onder controle gehouden worden. Laat je de paarden aan hun lot over, dan is het onvermijdelijk dat wagen en inzittende verongelukken. Indien je dus je einddoel veilig wilt bereiken, moet je deze paarden in de hand houden, met andere woorden: je moet volledige controle uitoefenen over je zintuigen.'

Krishna gaf de zintuigen een nieuwe naam. Hij noemde ze matraha [mâtrâ]; het betekent: dat wat meet. Wat bedoelt men als men zegt dat de zintuigen het vermogen hebben te meten? Wat is het bijvoorbeeld dat de bittere of zoete smaak van ons voedsel bepaalt? Dat is de tong die de smaak van het voedsel meet en uitmaakt of iets zoet of bitter is. Of je kunt iemands gezicht beschrijven door vast te stellen dat zijn gelaatstrekken normaal zijn, maar dat zijn neus lang is. Door wie of wat wordt de lengte van die neus gemeten? Door je ogen. Zo stellen je oren vast of een bepaalde muziek melodieus klinkt of niet. Zo meten de zintuigen elk weer andere eigenschappen. Het woord
matraha heeft nog een betekenis. Het betekent ook: beperkt. In welk opzicht is deze beperking van toepassing op je zintuigen? Een voorbeeld is de neus, die God je gegeven heeft om te gebruiken voor het ruiken en voor het in- en uitademen. Je moet de neus gebruiken voor het doel waarvoor die bestemd was. Als je de neus op correcte wijze gebruikt, houd je je aan Gods gebod en onderga je de weldadige invloed ervan.

Gebruik je de neus echter, in plaats van voor het ademen en het ruiken van goede dingen, voor het snuiven van snuif, dan gebruik je de neus niet zoals de Heer heeft voorgeschreven. Wat de tong betreft, kennen jullie Gods vriendelijke waarschuwing: 'Kind, gebruik de tong om te spreken op aangename toon en niet om anderen te kwetsen. Gebruik woorden die anderen vreugde schenken.' De tweede functie van de tong vergt ook onze aandacht. Gebruik de tong om gezond, sattvisch voedsel tot je te nemen; eet voedsel dat rijk is aan vitaminen en eiwit. Gebruik je daarentegen je tong en je smaakvermogen om sigaretten te roken, alcohol te drinken, vlees te eten en dergelijke dingen, dan misbruik je de tong. Dan gehoorzaam je niet aan de geboden van de Heer en heeft het schadelijke gevolgen voor je. Je behoort dus alle zintuiglijke organen te gebruiken voor de specifieke taak die God ze heeft toegewezen; dan voldoe je aan de bestemming waarvoor elk orgaan je is geschonken. Deze beheerste houding zal je helpen je levensdoel te bereiken.

Telkens wanneer de zintuigen in contact komen met de voorwerpen uit de stoffelijke wereld, meten zij daarvan de verschillende eigenschappen. De tastzin bijvoorbeeld kan eigenschappen meten als hitte en kou. Als gevolg daarvan ervaar je vreugde of pijn. Deze vreugde of pijn komen niet van de zintuigen zelf. Slechts nadat de zintuigen in contact zijn gekomen met de voorwerpen waarop zij zijn gericht, ervaar je deze gevoelens. Jullie bevinden je nu hier en dat betekent dat jullie je oren ook bij je hebt. Stel dat er iets zou gebeuren in je dorp. Of het nu iets goeds is of slechts, je wordt niet blij of droevig, voelt geen vreugde of verdriet, zolang je oren het nieuws niet hebben vernomen. Dan word je opgebeld en je krijgt te horen wat er in het dorp is gebeurd. Als het goed nieuws is voel je vreugde, als het slecht nieuws is voel je verdriet. Pas wanneer de zintuigen in verbinding komen met de dingen van deze wereld, kunnen vreugde of verdriet je bereiken.

Er is in deze wereld een ontzaglijk groot aantal dingen dat de zintuigen prikkelt, maar je moet erop toezien dat je zintuigen niet met al te veel van deze zaken in aanraking komen. Het zijn allemaal vergankelijke dingen. Als je geboeid raakt door kleine dingen, wordt je leven kleinzielig en onrein. Je kunt dat zien bij vele schepsels die het slachtoffer worden van één of meer zintuigen. Als een hert bijvoorbeeld welluidende muziek hoort, raakt het gefascineerd en kan zo gemakkelijk worden gevangen. Een hert wordt dus beheerst door geluid. Een grote olifant is in bedwang te krijgen via de tastzin en raakt zodoende in de ban van de aanraking. Op deze manier zijn verschillende soorten dieren te beheersen en in bedwang te krijgen door weer andere zintuigen. Neem bijvoorbeeld een mot. Als hij licht ziet, wordt hij daar sterk door aangetrokken. Hij wordt geboeid door het licht en kan er ook door worden vernietigd. Op vergelijkbare wijze zal een vis het aas inslikken en gevangen worden omdat hij zich laat beheersen door zijn smaakzintuigen. De bij gaat in een bloem en laat zich leiden door de kracht van de geur. Zij kan ook een nacht lang opgesloten blijven als de bloembladen zich sluiten.

Deze schepsels laten zich ieder beheersen door een van de zintuigen. Maar de mens wordt door vijf zintuigen beheerst; daarom is hij nog kwetsbaarder dan al deze dieren.

Hier volgt een kort verhaal:
Eens maakte Dakshinamurti een reis door het land. Hij beschouwde elk van de vijf elementen [dhâtavah: water, vuur, aarde, lucht en ether] als zijn goeroe. Op een keer kwam hij terecht bij de oceaankust. Hij genoot van de golven en van de verschillende aspecten van de oceaan. Terwijl hij zat te kijken, kwam er een golf die wat afval aan land spoelde. Het viel hem op dat elke keer als er afval in de oceaan terechtkwam, de golven ervoor zorgden dat het uit het water verwijderd werd. Dakshinamurti dacht: Waarom vindt de oceaan, die zo diep en zo groot is, het nodig om zo'n klein beetje vuil uit te stoten? Waarom staat hij zelfs niet zo'n kleine verontreiniging toe? Toen ging hij in meditatie. Tijdens die meditatie begreep hij dat indien de oceaan elke willekeurige onreinheid in het water zou toestaan, deze zich met het verstrijken van de tijd zouden ophopen en uiteindelijk de hele oceaan zouden bedekken en vervuilen. Hij concludeerde dat de oceaan vanaf het begin besloten moest hebben geen vuil, geen stof, geen ongerechtigheden toe te laten; op deze manier was hij in staat geweest altijd schoon en zuiver te blijven.
Zo moeten jullie ook vanaf het begin zorgen dat slechte gedachten of denkbeelden geen toegang tot je geest krijgen, in geen enkel opzicht. Je mag zelfs niet de kleinste onzuiverheid je hart laten binnenkomen. Voordat een dergelijke onreinheid vaste voet kan krijgen, moet je haar onmiddellijk uitwerpen. Als je er een plaats voor inruimt in je hart, omdat je denkt dat het tenslotte gaat om iets zeer onbeduidends dat je niet werkelijk zal deren, dan gaat zij juist een steeds grotere plaats innemen. Als je daarom de werking van de zintuigen hebt begrepen en je leert ze op de juiste manier te gebruiken, zullen zij je ten goede komen en je leven niet verstoren. Als je beheerst wordt door je zintuigen vind je vreugde noch vrede. Hier is nog een kort verhaal om dit te illustreren:
Er was eens een machtige koning met vijf vrouwen die nooit naar hem luisterden. Hij was dan wel koning over zijn onderdanen, maar hij was geen heer en meester over zijn eigen vrouwen. Hij leed daar zeer onder. Op zijn hoofd stond een kroon, maar in zijn hoofd waren slechts zorgen: 'Ik ben een slaaf geworden van deze vrouwen en dit doet mij veel pijn' dacht hij. 'Is er wel iemand op de wereld die niet bang is voor zijn vrouw? Als er zo iemand bestaat, hoe houdt hij haar dan onder de duim? Hoe speelt hij het klaar om niet door haar te worden gedomineerd?' Het zou niet fatsoenlijk zijn geweest dit na te gaan door er zijn onderdanen ieder rechtstreeks naar te vragen. Daarom besloot hij een openbare vergadering te houden voor alle mannelijke onderdanen. Er werden op de plaats van samenkomst twee tenten opgezet van reusachtige afmetingen. De eerste werd opgebouwd aan de ene zijde van het terrein, de tweede aan de andere. De koning kondigde aan dat de eerste tent bestemd was voor de mannen die hun vrouw de baas waren en de tweede voor de mannen wier vrouwen hen de baas waren. Alle mannelijke inwoners van dat land stroomden de hoofdstad binnen. Allen gingen ze rechtstreeks de tweede tent in. De koning begaf zich erheen en ontdekte dat de enorme tent die was bedoeld voor de mannen die door hun vrouw werden overheerst, propvol was. Dit schonk hem enige moed, want hij besefte dat hij niet de enige was die door zijn echtgenotes werd overheerst. Maar voordat hij de vergadering opende, zag hij een eenzame figuur wachten in de eerste tent, die bedoeld was voor hen die hun vrouwen de baas waren. Deze mammoettent was geheel leeg op deze ene man na. De koning was zeer verheugd toen hij hem zag. Hij stapte naar hem toe en vertelde hem hoe blij hij was dat tenminste één man in zijn koninkrijk zijn vrouw had geleerd te gehoorzamen. De koning vroeg belangstellend: 'Zeg mij eens, met welke geheime middelen lukt het jou om je echtgenote te laten gehoorzamen?' De man antwoordde: 'Nee Sire, zo is het niet. Ik ben mijn vrouw niet de baas, zij is mij volledig de baas.' De koning vroeg: 'Waarom ben je dan naar deze tent gekomen?' De man antwoordde: 'Mijn vrouw gaf mij de opdracht naar deze tent te gaan en niet naar de andere. Daarom ben ik hier. Mijn vrouw heeft mij uitdrukkelijk geïnstrueerd om niet de tent binnen te gaan waarin de mannen verblijven die slaaf zijn van hun vrouw, maar deze in te gaan.' De koning raakte zeer geïrriteerd en gebood hem: 'Verlaat deze tent onmiddellijk! Je kunt hier onder geen enkele voorwaarde blijven! Ga naar de anderen in de tweede tent!' De man werd bleek van angst; het bloed trok uit zijn gezicht weg. Hij viel op zijn knieën en bad de maharadja met smekend opgeheven handen: 'O heer, luister naar mij! Straft u mij maar, u mag alles met mij doen wat u wilt. Maar ik ben niet bereid mijn vrouw ongehoorzaam te zijn door naar de andere tent te gaan.' Toen besefte de koning dat er in zijn gehele koninkrijk geen man was die niet de slaaf was van zijn vrouw.
De koning is het symbool van de geest en hij kan nooit al zijn vrouwen, de zintuigen, tevredenstellen. Het oog eist van je: Breng mij naar een plaats waar alleen de allermooiste dingen te zien zijn. De tong eist dat je haar alleen de smakelijkste gerechten voorzet. Het oor gebiedt je om het alleen de meest melodieuze klanken voor te
spelen. De huid begeert alleen in aanraking te komen met de stoffen die het prettigst aanvoelen. En de neus wenst de beste geuren ter wereld te ruiken. Wie kan aan al deze verlangens van de zintuigen voldoen? Er is tussen hen geen samenhang of samenwerking. Als je toegeeft aan de zintuigen, zullen zij je een hoop last bezorgen. Vanaf het begin moet je een manier zien te vinden om ze volkomen te leren beheersen. Dan heb je iets bereikt dat werkelijk waarde heeft. De ware held op deze wereld is hij die het gelukt is zijn zintuigen volledig te beheersen.

Als de zintuigen hun eisen gaan stellen, luister dan niet. Richt je geest in plaats daarvan naar de intelligentie (buddhi). Dan zal die beslissen wat er moet worden gedaan. De geest zal dan gebieden en de zintuigen zullen moeten gehoorzamen. Dat is de juiste methode om de zintuigen in toom te houden. Iemand die zijn leven baseert op zijn lagere gedachten en zijn zintuigen, zal ten onder gaan en slechter worden dan een dier. Iemand die wijs is, baseert zijn leven op zijn hogere gedachten, welke zijn: intellect, begrip, onderscheidingsvermogen en intuïtie, kortom zijn buddhi. Iemand die zijn buddhi volgt, zal zich scharen bij de meest hoogstaande mensen. Leef je vanuit je hogere intellect, dan voert het je rechtstreeks naar je einddoel. Maar baseer je je leven alleen op je lagere gedachten en je zintuigen, dan dagen er elk ogenblik veranderingen op en valt het moeilijk te voorspellen wat je lot zal zijn en waar je ten slotte zult terechtkomen. Het is alsof je een woeste rivier of een stormachtige oceaan oversteekt in een klein bootje. Je weet nooit wanneer het zal volstromen en de ramp zich over je zal voltrekken.
Er was eens een groot heilige, Hazrat Muhammad. Hij was een bijzonder deugdzaam mens en een waarlijk wijs man. Hij beheerste zijn zintuigen volkomen. Op een dag werd bekend dat hij spoedig zou sterven. Al zijn leerlingen kwamen bijeen en verzamelden zich rond zijn bed. Hij had hevige keelpijn. Hij deed heldhaftige pogingen om de pijn te overwinnen. Het leek alsof hij iets wilde zeggen, maar hij kon niet spreken. Zijn leerlingen wilden heel graag weten welke mededeling hun meester tijdens zijn laatste ogenblikken op aarde nog over zijn lippen trachtte te brengen. Zij probeerden alles om hem te helpen en smeekten: 'Swami, u wilt ons iets mededelen. Zeg ons alstublieft wat het is.' Hij raapte zijn laatste beetje energie bij elkaar, hervond zijn stem en zei: 'Mijn beste kinderen. Ik ben mijn leven lang achtervolgd door mâyâ, de macht der zinsbegoocheling.' Mâyâ zei: 'Elk ander mens is mijn slaaf geworden; het is niemand gelukt zich van mij los te maken, maar jij hebt mij op een of andere wijze kunnen overwinnen.' Toen antwoordde ik: 'Mâyâ, zeg liever niet dat ik je volledig heb overwonnen nu er nog een sprankje leven in mij is en ik nog enkele keren moet ademhalen. Het is moeilijk te geloven dat iemand jou heeft overwonnen, voordat hij zijn allerlaatste adem heeft uitgeblazen. Mijn beste kinderen, tot nu toe ben ik erin geslaagd mâyâ te overwinnen, maar bij mijn laatste ademtocht weet ik pas of het mij blijvend is gelukt. Om mijzelf van mâyâ te bevrijden blijf ik deze laatste ogenblikken slechts aan Allah denken en tot  Hem bidden met heel mijn hart.' Toen zweeg hij en gaf de geest.
Zoals dit verhaal laat zien, moet je tot je laatste ademtocht zorgen dat je niet aan de zintuigen toegeeft. Om het Âtma te realiseren moet je die naar buiten gerichte zintuigen leren beheersen. Daarom is het beheersen van de zintuigen een integraal onderdeel van het pad der wijsheid zoals door Krishna onderwezen in sânkhya yoga. Als je eenmaal volledige beheersing over de zintuigen hebt verkregen, zul je gemakkelijk bhakti yoga, karma yoga, jñâna yoga en alle andere vormen van yoga met succes kunnen beoefenen. In het begin krijg je misschien een aantal moeilijkheden te verwerken. Als je auto leert rijden, moet je eerst op een open terrein gaan oefenen. Pas nadat je de auto hebt leren beheersen en de kunst van het rijden machtig bent, kun je over de snelwegen en in de nauwe straatjes gaan rijden. Probeer je vóór die tijd in het stadsverkeer te rijden, dan is het niet alleen moeilijk voor je, maar ook gevaarlijk. Op dezelfde wijze kun je elke situatie tegemoet treden zonder angst en zonder problemen, als je de zintuigen beheerst en de bekoring van de wereld geen vat meer op je heeft. Om de zintuigen te leren beheersen moet je een brede visie ontwikkelen. Wees bereid tot zelfonderzoek en probeer na te gaan wat Âtma is en wat anatma. Als je dit onderscheidingsvermogen tot ontwikkeling hebt gebracht, kun je je veilig in de wereld bewegen en je blik vast op het doel gericht houden.

battle

De onevenwichtige zintuigen kunnen je nooit blijvende vreugde schenken. Slechts als je de kennis van het Âtma hebt verkregen zul je de ware vreugde leren kennen. Alle andere kennis en opleiding zijn alleen goed om in je levensonderhoud te voorzien. Slechts door de kennis van het Âtma krijg je de ware opvoeding. Daarmee kun je je verlustigen in de eenheid van de gehele schepping. Als je jezelf eenmaal hebt geïdentificeerd met de goddelijkheid die woont in alles wat bestaat, kunnen zich geen verdere botsingen voordoen die voortkomen uit een gevoel van afgescheiden zijn. Als je alles ziet als Vâsudeva, dat wil zeggen de gehele wereld ziet als God, dan wordt zelfs het oefenen van het onderscheidingsvermogen overbodig. Wanneer alles gezien wordt als eenheid, is er geen onderscheid meer nodig.

Zoals Swami eerder heeft gezegd, kunnen de zintuigen erg gevaarlijk zijn. Ze kunnen zijn als loslopende paarden. Als je de teugels niet gebruikt om ze onder controle te houden, gaan ze er vandoor met wagen en al. Beteugel de zintuigen met behulp van het denken. Leer je smaak, je reuk, je gezichtsvermogen, je gehoor en je tastzin, met al hun verschillende zintuiglijke indrukken in bedwang te houden.

Vaak heeft Swami gezegd dat je niet zoveel dingen moet zien of horen. Je begint pas aan iets te denken als je het gezien hebt of erover hebt gehoord. Denk je er eenmaal aan, dan begin je er aan gehecht te raken en wil je het bezitten. Als je over een bepaald ding praat, dan denk je aan de vorm die het heeft. Dus welk voorwerp je ook in gedachten hebt, het eerste wat je jezelf moet afvragen is: Heeft het mankementen of gebreken? Als je beseft hoe gebrekkig iets is, zul je er niet aan gehecht raken. Als je God wilt bereiken moet je geen slechte dingen willen zien, geen slechte dingen willen voelen, geen slechte dingen willen zeggen en geen slechte dingen willen horen.

Geestelijke oefening begint met het beheersen van de tong. Dat komt omdat de tong twee functies heeft. Ogen hebben slechts één enkel vermogen: het zien. Zo kunnen oren alleen maar horen en kan de neus alleen maar ruiken. Maar de tong heeft twee vermogens: hij kan spreken en proeven. Daarom moet je je extra inspannen om hem te beheersen. Je hebt geen recht om kritiek te hebben op anderen, je hebt geen recht om slecht te denken van anderen. Je kunt veel beter aan je eigen tekortkomingen werken. Zie het goede in anderen en verwijder het slechte in jezelf. Als je zelfs niet het vermogen hebt ontwikkeld om zelfonderzoek te doen, hoe kun je dan denken dat je het innerlijk van anderen kunt beoordelen? Werk eerst aan je eigen levensvervulling. Pas als je jezelf hebt gered, kun je een instrument worden om anderen te redden. Daarom mag je in de omgang met anderen geen lelijke woorden gebruiken, geen boze blikken werpen of slecht over hen denken. Breng je leven door met niets anders dan goede gedachten, goed luisteren, goed spreken.

Om zelfbeheersing te krijgen moet je een aantal geestelijke oefeningen doen. Voortdurende oefening en onthechting zijn voor het beheersen van je zintuigen van het allergrootste belang. Als je begrijpt dat alle dingen vergankelijk zijn, kun je leren de zintuigen te beheersen en onthechting aan te kweken. Jullie zijn allen Ariërs, geen niet-Ariërs. Bewandel het juiste pad en ontwikkel je eigen ingeboren heiligheid. Slechts wanneer het licht der wijsheid onaantastbaar in je blijft schijnen, kun je anderen helpen door je goede gedachten, je juiste inzicht en je goede raad. Zij die zo handelen zijn waarlijk goden. Zij die de tegenovergestelde eigenschappen vertonen, zijn demonen. Demonen zoeken alleen de duisternis, maar jullie moeten je voornemen de duisternis achter je te laten en jezelf te vullen met licht. Als je de weg van het licht volgt, zal de Heer je aanvaarden en Zijn genade over je uitstorten, zonder acht te slaan op je verleden.
Vibhishana, de broer van de koning der demonen, gaf zich over aan Râma en viel aan  Zijn voeten. Toen Sugriva, de aanvoerder van Râma's leger dit zag, waarschuwde hij Râma: 'Het is de broer van Râvana. Hij is een demon. Hij is de bewoner der duisternis. U moet hem niet vertrouwen en hem geen bescherming bieden. Het is gevaarlijk iemand te geloven die een tegenstander is geworden van zijn oudste broer.' Râma glimlachte en zei: 'Sugriva, ben jijzelf niet een vijand geweest van je broer Valmi? Kijk altijd eerst naar je eigen tekortkomingen voordat je anderen bekritiseert,' en Hij vervolgde: 'Ik zal bescherming geven aan een ieder die tot Mij komt, zich aan Mij overgeeft en zegt: Ik behoor U toe. Welke persoon dat zegt, blijft Mij onverschillig. Toen zei Sugriva: 'Swami, U hebt Vibhishana Uw bescherming gegeven en hem verzekerd dat U hem koning van Lanka zult maken wanneer deze oorlog voorbij is en Râvana onttroond. Maar stel dat Râvana zelf nu bij U komt en zich aan U overgeeft, welk koninkrijk zult U hem dan geven?' Râma antwoordde: 'Indien Râvana tot zulke goede gedachten komt en zich aan Mij overgeeft, zal Ik Mijn broer Bharata vragen afstand te doen van de troon en zal Ik Râvana koning van Ayodya maken. Ik heb nooit aan iemand iets gevraagd. Gunsten vragen ligt niet in Mijn aard. Maar wanneer Râvana op zulke goede gedachten begint te komen, dan ben Ik bereid Bharata te vragen afstand te doen van zijn troon.' Door de eeuwen heen hebben alle avatars zulke heilige gedachten gekoesterd en zulke ruime opvattingen gehuldigd. Zo hebben zij een voorbeeld ter navolging gesteld voor de gehele wereld.



De belangrijkste eigenschap van de mens, die als basis moet dienen voor al zijn heilige arbeid, de grondslag voor een leven dat vrij is van zorgen, is het beheersen van de zintuigen. Krishna zei: 'Er is niets dat je niet kunt bereiken als je eenmaal de volledige beheersing van de zintuigen hebt verkregen. Je zult zelfs in staat zijn de gehele wereld te scheppen. Maar als je verslaafd bent aan de zintuigen en vastzit aan je begeerten, word je een slaaf van de gehele wereld. Arjuna, maak de zintuigen tot jouw slaaf; slechts dan zul je kunnen functioneren als instrument in Mijn missie. Sta op Arjuna, leer je zintuigen beheersen. Laat je door vreugde niet opgetogen maken en door verdriet niet neerslachtig. De belangrijkste oorzaak van dat verdriet van je is onwetendheid. Je kent geen verschil tussen waarheid en schijn, tussen Âtma en anatma. Begin vanaf dit ogenblik onderscheid te maken tussen deze twee. Oefen je onderscheidingsvermogen, dan zullen je zinnen onder je controle komen en is de hele wereld van jou.'


Karmendriya's:  de werkende zinnen van de mond (de spraak), de handen, de benen, de geslachtsorganen en de uitscheidingsorganen, zie ook indriya's.

jñânendriya's: de zintuigen der waarneming van het aanraken, het zien, het proeven, het horen en het ruiken.

Indriya: de zinnen, de karmendriya's en de jñânendriya's: de werkende en kennende zintuigen. De tien zinnen zijn de organen voor het horen, aanraken, zien, proeven, en ruiken, (voor de waarneming), met de mond, de handen, de benen, de geslachtsorganen en de organen voor de uitscheiding als de tiende (voor het handelen) (S.B. 3.26:13 en zie ook vishaya).

Vishaya; de zinnen hebben ieder hun eigen vishaya of voorwerp: te weten 1. s'abda, "geluid", voor het oor; 2. spars'a, "aanraking", voor de huid; 3. rûpa, "vorm" of "kleur", voor het oor; 4. rasa, "smaak", voor de tong en 5. gandha, "geur" voor de neus. Deze vijf vishaya's worden soms de guna's of de "eigenschappen" van respectievelijk de vijf elementen van de ether, de lucht, het vuur het water en de aarde genoemd

De naam Ariër is ontleend aan het Sanskriet voor 'edel' of de 'spirituele'.

 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio