Voor
gewone zoekers naar waarheid is het heel moeilijk om
zoveel geestelijk evenwicht te bezitten en vrij te
zijn van gehechtheid en egoïstische gevoelens.
Voor gezinshoofden met kinderen is een dergelijke
gelijkmoedigheid bijna onmogelijk. Zij kunnen God
aanbidden door middel van de zestien vormen van
aanbidding, die worden voorgeschreven in de
geschriften. Maar voor hen zal het vernietigen van het
ego en het verwijderen van al het gevoel van
individualiteit heel moeilijk zijn. Hoe komt dat? Het
is moeilijk het ego te elimineren zolang je
onderscheid maakt tussen je eigen wil en de leiding en
de wil van God. Wanneer je eenmaal de
allesdoordringende eenheid van God erkent, zul je het
niet moeilijk meer vinden om Hem te volgen. Wanneer je
eenmaal inziet dat God overal verblijft in de vorm van
een jyothi ['geestelijk licht'], een te
allen tijde stralend licht dat schijnt in alle mensen,
zal het je mogelijk worden om je egoïsme en je
gehechtheid te beheersen. Deze uit zichzelf stralende
vlam woont in je eigen lichaam. Hij die alle mensen
beschermt, is een integraal onderdeel van je eigen
gestalte.
Sinds
onheuglijke tijden vraagt men zich af of God wel of
niet bestaat. Wanneer je er eenmaal van overtuigd bent
dat God bestaat, dan moet je als volgende stap een
manier vinden om Hem te bereiken. Dit probleem van hoe
en waar je God moet vinden is voor de huidige
mensheid, zoals het trouwens in het verre verleden al
was, een ingewikkeld probleem geworden. Om dit
probleem op te lossen namen ontelbare rishi's
in aloude tijden het vaste besluit al hun bekwaamheden
en al hun boetedoening te gebruiken om de oplossing te
vinden. Deze wijzen maakten bekend waar zij hadden
gezocht en hoe zij het bestaan van de stralende God
hadden leren kennen. Tenslotte spraken zij tot de
gehele wereld:
'O
burgers, wij waren in staat het bovenzinnelijke
principe dat uitgaat boven deze zichtbare en
geschapen wereld, te zien en te begrijpen. Niet in
de buitenwereld of in de ruimte van het heelal,
maar in je eigen innerlijk is de gelukzalige Heer
te vinden. Hij verblijft in je naar binnen gerichte
bewustzijn, binnenin je ziel, in het heilige
centrum van je eigen lichaam.'
Hun
grote ontdekking was, dat God binnenin het lichaam
woont. Het Sanskriet woord 'sarira'
[lichaam] betekent datgene wat wegkwijnt; dat
heeft betrekking op het lichaam. God is wel
Sariri genoemd, degene die woont in het
vergankelijke lichaam. Hij wordt ook Dehi
genoemd, hetgeen betekent: Hij die leeft in deha
[lichaam], dat wat een tijdelijke vorm
aanneemt. En in de Gîtâ wordt Hij
ook Kshetrajña [kenner van de
waarheid van het leven], de kenner van
kshetra,
genoemd. Kshetra betekent, dat wat inert
[traag] is en zichzelf niet kent. Om door de
sluier der onwetendheid, die de waarheid verbergt,
heen te dringen, moet je je inspannen om de
onsterfelijke Heer te ontdekken die zo luisterrijk in
je sterfelijke lichaam woont. En je zult je ook moeten
inspannen om God als het fundament van de gehele
schepping te ontdekken... die woont in alle vijf
elementen: ether, lucht, vuur, water en aarde.
Om
een diamant te vinden moet je diep in de aarde graven.
Je vindt die niet buiten aan een boom. Je zult dus ook
deze uiterst waardevolle diamant, die God is, niet
toevallig ergens buiten vinden waar Hij voor iedereen
te zien is. Met behulp van de leringen van grote
zielen moet je je inspannen om God binnenin jezelf te
vinden. Het lichaam is geen gewoon ding. Het is de
tempel van God, het is een strijdwagen waarin God
wordt meegevoerd. In de wereld, die kan worden
voorgesteld als een groot dorp, wordt God in processie
meegevoerd in deze wagen, die lichaam heet. Het is
niet juist om tegenover het lichaam een onverschillige
houding aan te nemen, het te verwaarlozen of het te
gebruiken op een ongepaste en onrechtmatige manier.
Het lichaam moet alleen worden gebruikt voor
activiteiten die heilig en onzelfzuchtig zijn. Je moet
goed voor het lichaam zorgen en het heiligen door het
te gebruiken om heilige taken te volbrengen. Het
lichaam is ongetwijfeld inert, maar binnenin het
lichaam leeft het principe dat zuiver bewustzijn is.
Dit lichaam is te vergelijken met een boot die je kan
helpen de oceaan van samsara [oceaan van
het materiële lijden; de materie als een bosbrand
voor de ziel; het rad der herhaalde geboorte en
dood], de oceaan van ons aards bestaan, over te
steken. Dit lichaam heb je niet zo gemakkelijk
gekregen. Door ontelbare verdiensten en talrijke
geboorten in andere vormen heb je dit menselijke
lichaam kunnen verwerven. Je zou door het op een
ongepaste manier te gebruiken al de verdiensten
ongedaan maken die je hebt verworven in al die
ontelbare levens.
Je
hebt het buitengewone geluk dat je als menselijk wezen
geboren mocht worden. Daarom moet deze heilige boot,
die je naar je bestemming kan brengen, zeer zorgvuldig
worden gebruikt, zodat je de oceaan van samsara
veilig kunt oversteken. In deze oceaan bevinden zich
verschrikkelijke krokodillen, allerlei
schrikaanjagende schepselen, die zeer schadelijk voor
je zijn. Deze bedreigende krokodillen zijn de zes
vijanden [anartha's]
van de mens in de vorm van lust
[kâma], woede
[krodha], bezitsdrang
[lobha], trots [mada],
jaloezie [mâtsarya] en misvatting
[moha]. Zij wonen in de onpeilbare
oceaan op ieder niveau van het aards bestaan. Deze
oceaan is een mengsel van tegenstellingen als vreugde
en verdriet, aantrekking en afstoting; wanneer je je
in deze oceaan van het leven bevindt, is het zeer
moeilijk te zeggen wanneer je geluk zult beleven en
wanneer jou verdriet zal overkomen.
Wanneer
je door zo veel krokodillen wordt belaagd is het
allerbeste middel om deze reis veilig te volbrengen
de eenheid te zien in alles. Je moet vast
geloven in het goddelijke principe, de godheid in de
vorm van de uit zichzelf stralende vlam, die verblijft
in iedereen en in ieder ding. Wanneer je eenmaal
erkent dat God woont in ieder mens, wanneer je eenmaal
de eenheid in al die verscheidenheid herkent, zul je
niet langer iemand kunnen haten. Daarom komt in de
Gîtâ op de eerste plaats het
uitdrukkelijke bevel: 'adveshthâ
sarva-bhûtânâm',
[B.G.
12: 13-14]
voel geen haat [jaloezie] voor enig schepsel.
Wanneer
je eenmaal het principe kent dat God in ieder hart
woont, dan zullen de verschillende handelingen van
rituele aanbidding zoals het zingen van bhajans
en het doen van de japa-meditatie, het herhalen
van de heilige naam, daarbij vergeleken zeer
onbelangrijk schijnen. Alleen wanneer je deze grote
waarheid niet beseft, zul je de verschillende gewijde
handelingen belangrijk vinden. Tot het moment dat je
de kunst van het zwemmen meester bent geworden, zal er
echter tijdens de leerperiode behoefte bestaan aan
verschillende hulpmiddelen om te blijven drijven.
Wanneer je eenmaal hebt leren zwemmen, zullen die
hulpmiddelen niet langer nodig zijn. Op dezelfde
manier zullen er allerlei rituelen nodig zijn, totdat
je de betekenis van de Gîtâ
werkelijk hebt begrepen. Wanneer je eenmaal de zoete
essentie van de Gîtâ hebt begrepen,
zullen al deze rituelen je erg onbeduidend
toeschijnen.
In
het hoofdstuk over bhakti yoga, het pad van de
devotie, worden alle edele karaktereigenschappen van
een toegewijde beschreven, die hem bemind maken bij
God. Daar wordt benadrukt dat deze wenselijke
karaktereigenschappen zullen gaan opbloeien zodra de
zes vijanden [zie hierboven omschreven] van de
mens onder controle zijn gebracht. Is dit ooit
gemakkelijk te doen? Ja. De zes vijanden van de mens
zijn gemakkelijk te overwinnen wanneer je eenmaal de
waarheid erkent dat die ene God overal in de vijf
elementen woont en dat Hij het is, die alle wezens
activeert. Voordat je dit erkent en ervaart, zal niets
wat je onderneemt echt voldoening schenken. Als je wat
zout in je mond houdt, dan zul je altijd de smaak van
het zout blijven proeven, ook al probeer je het met
allerlei zoet sap weg te slikken. Eerst moet je de
zoute smaak kwijtraken door je mond goed te spoelen,
dan pas zul je het zoet kunnen proeven. Wanneer het
zout weg is, kun je genieten van de zuivere zoete
smaak van het sap dat je hebt gedronken. Op
soortgelijke wijze kun je alleen genieten van de
zoetheid van het mededogen, de zoetheid van de
naastenliefde, de zoetheid van het medegevoel en de
zoetheid van de goddelijke liefde, die een integraal
deel van je zijn geworden, als je de slechte
eigenschappen hebt kunnen verwijderen, zoals lust,
woede, bezitsdrang, trots, jaloezie en
misvatting.
Probeer
allereerst te begrijpen wat ware devotie eigenlijk
betekent. Bhakti of devotie betekent liefde
voor God. In het woord 'bhakti' komt de
lettergreep 'bha' voor, hetgeen
Bhagavân, God betekent en 'akti'
hetgeen anurakti, liefde betekent. Wanneer deze
liefde en God zich met elkaar verbinden, heb je echte
devotie, zoals door het woord 'bhakti' wordt
weergegeven. Wanneer je eenmaal devotie gaat
aankweken, ontwikkel je het vermogen om jezelf op te
offeren. Je ontplooit je in die liefde. Dan zal alles
wat je nodig hebt je worden toegeworpen. Liefde is de
levensadem van een menselijk wezen. Zonder liefde kun
je niet leven. Je hebt eigenlijk alleen lief ter wille
van het âtma, je eigen hogere Zelf, niet
ter wille van anderen. Maar deze heilige liefde voor
het Zelf richt zich op het lichaam. Overal op de
wereld vinden wij de ziekte van bavaroga, het
identificeren met het lichaam.
De
meeste ervaringen die je in het leven opdoet, zijn
eerder een vorm van ziekte dan een vorm van genoegen.
Neem bijvoorbeeld de ziekte honger; voedsel is het
medicijn voor die ziekte. Wanneer je het medicijn
voedsel toedient voor de ziekte honger, dan verdwijnt
de ziekte. Je denkt dat het eten van voedsel een
genoegen is, maar in werkelijkheid gebruik je een
medicijn. Je maakt velerlei heerlijk voedsel klaar en
beschouwt al die verschillende smaken als genotvol,
maar dat is niet waar. Sommige medicijnen die worden
toegediend zijn gemengd met iets dat er smaak aan
geeft. Op dezelfde manier maak je een mengsel van
verschillende soorten voedsel voor de ziekte honger.
In werkelijkheid is ieder voedsel slechts een
medicijn.
Dorst
is ook een ziekte. Wanneer je erdoor wordt aangetast
neem je wat koel water; daarmee wordt de ziekte dan
genezen. Op dezelfde wijze zijn de zes vijanden van de
mens: lust, woede, bezitsdrang, trots, jaloezie en
misvatting ook ziekten. Er zijn enige activiteiten die
als medicijnen werken. Je hebt tot nu toe ten onrechte
gedacht dat je geniet van diverse genoegens, maar in
feite word je aangetast door een aantal ziekten. Je
zult geteisterd blijven door al deze vormen van ziekte
en lijden, totdat je erkent dat God de bewoner is van
het lichaam.
Je
kunt alle spirituele handelingen alleen verrichten met
behulp van het lichaam. Al het onderwijs dat je hebt
ontvangen, is verworven door middel van het lichaam.
De luister en de buitengewone eigenschappen van God
heb je kunnen vernemen omdat je daarvoor dit
gerieflijk instrument bezat. Met het lichaam als
uitgangspunt moet je proberen om God daarbinnen te
zien. Blijf niet denken dat God ergens in een andere
wereld woont. Hij is werkelijk aanwezig in het lichaam
zelf. De zonde bestaat niet in een ververwijderde
wereld; zonde is afhankelijk van de daden die je met
je lichaam verricht. Zowel je verdiensten als je
fouten zijn het resultaat van de handelingen die je
met behulp van je lichaam hebt verricht. Om God
binnenin je eigen lichaam te vinden moet je je ernstig
inspannen en onophoudelijk blijven zoeken.
Er
is gezegd: 'Zoekt, en gij zult vinden.' Indien je
binnenin het lichaam in alle ernst naar Hem zoekt, zul
je Hem zeker kunnen vinden. Als je een ruimte
binnengaat waar een groot aantal artikelen is
opgeslagen, zul je het speciale artikel waar je naar
zoekt slechts kunnen vinden als je zorgvuldig zoekt.
Zonder te zoeken zul je het artikel dat je hebben wilt
nooit vinden. Alleen wanneer je op de deur klopt zal
de meester daarbinnen opendoen. Zelfs je eigen moeder
zal je alleen voedsel geven wanneer je haar erom
vraagt. Daarom zul je moeten vragen en moeten blijven
vragen, op de deur moeten kloppen en blijven kloppen,
moeten onderzoeken en blijven onderzoeken, moeten
zoeken en blijven zoeken.
Misschien
vind je dat je reeds lang op de deur hebt geklopt en
dat de deur niet voor je is opengegaan. Probeer er dan
eens achter te komen of je wel op de juiste deur hebt
geklopt. Klop je op de deur van de bevrijding of klop
je op de deur van de gehechtheid? Klop je op de deur
waar God woont of klop je op de deur waar de duivels
verblijven? Tot wie wend je je? Bij wie zoek je
bescherming? Vraag je de meest barmhartige, degene die
komt in een menselijke vorm en jullie zijn eigen leven
als voorbeeld voorhoudt? Vraag je het aan de Moeder
van het universum? Vraag je haar om voedsel of vraag
je de duivel om voedsel? Je kunt zelfs naar God
opzien, maar niet vragen om zelf goddelijk te worden.
Ongetwijfeld bid je tot God, maar je vraagt om kleine,
stoffelijke en aardse dingen. Je bent bij de
wensvervullende boom en je vraagt om iets zinloos als
poederkoffie. Je moet de wensvervullende boom bidden
om je het bovenzinnelijke principe te schenken, het
principe dat je voor altijd met eeuwige gelukzaligheid
zal vervullen.
Je
devotie moet verder groeien en vooruitgaan, in het
vaste geloof dat God in je eigen lichaam woont. Als je
naar God wilt zoeken, die in je woont, moet je de blik
naar binnen richten. Hoe moet je naar God streven? Je
moet op dezelfde manier roepen als een kalf roept om
zijn moeder die is weggegaan en met de kudde is
meegelopen. Je moet roepen als een kuise vrouw die
haar man heeft verloren en weeklaagt uit smart om haar
verlies. Je moet het uitschreeuwen zoals een
kinderloos echtpaar dat God om een kind smeekt. Zo
moet je tot God bidden, vol devotie en vol verlangen
om Zijn aanwezigheid in je te verwezenlijken.
Maar
tegenwoordig zijn je meeste gebeden gevuld met
hoogdravende woorden en ontbreekt het gevoel. In je
gedachten is het ene, maar op je lippen is er iets
anders. Alleen wanneer je je gedachten laat samengaan
met de woorden in je mond, zullen je woorden een gebed
vormen en resultaat opleveren. Alleen wanneer je je
gebeden in daden omzet, worden zij tot aanbidding.
Wanneer je gedachten, woorden en daden een eenheid
gaan vormen, word je een mahatma, een grote
ziel. Je moet enig zelfonderzoek doen om na te gaan of
je dit pad van eensluidendheid in gedachten, woord en
daad wel volgt. Wanneer je jezelf eerlijk onderzoekt,
ontdek je misschien dat deze drie de meeste tijd in
drie verschillende richtingen gaan, zonder enig
verband. Wanneer de gedachten, de woorden en de daden
elk verschillend zijn, heb je de eigenschappen van een
slechterik, een duratma, niet de eigenschappen
van een mahatma. Een dergelijke disharmonie zal
je geen goed doen en je niet bij God bemind maken.
Wat
je gedachten ook zijn, zij zullen je de
overeenkomstige resultaten opleveren. De grootte van
de taart hangt af van de hoeveelheid meel; de nasmaak,
die in je mond achterblijft, hangt af van het voedsel
dat je hebt gegeten. Evenzo zal alles wat je voelt,
worden weerspiegeld in je manier van spreken en
handelen. In de allereerste plaats moet je je
gevoelens proberen te zuiveren. Je moet je liefde
zuiver maken. Om dit te kunnen, moet je kshama,
verdraagzaamheid, ontwikkelen; dat is een sereen
geduld, zelfbeheersing onder alle omstandigheden en
goed doen aan iedereen, zelfs aan degene die je schade
wil berokkenen. Er is niets groter dan het bezit van
deze eigenschap. Verdraagzaamheid is gelijk aan de
waarheid zelf, verdraagzaamheid is het hart van
gerechtigheid, verdraagzaamheid is de essentie van de
Veda's, verdraagzaamheid is geweldloosheid in
de praktijk, verdraagzaamheid is tevredenheid, het is
mededogen; werkelijk, het is alles in al de werelden.
Alleen wanneer je geduld en verdraagzaamheid hebt
ontwikkeld zul je in staat zijn God te bereiken.
Nu
word je boos om kleine, onbetekenende dingen en je
raakt erdoor gespannen. Deze gemoedstoestand is
gevaarlijk; woede kan je leven vernietigen. Indien je
veel last hebt van woede zul je niets noemenswaardigs
kunnen presteren. Je zult met afkeer en spot worden
bekeken. Je zult je rijkdom verliezen. Al de
eerbewijzen die je hebt genoten, verbranden tot as. Je
woede zal je zelfs vervreemden van degenen die je het
meest nastaan. Tengevolge van woede verliezen mensen
alles en hun leven zelf wordt een verspilling. Daarom
onderwees Krishna in de Bhagavad
Gîtâ het principe van de liefde en de
noodzaak liefde aan te kweken om de haat, jaloezie en
woede en alle andere slechte karaktertrekken die
zoveel schade berokkenen, het hoofd te bieden.
Als
je naar God verlangt, zul je de heilige deugd der
liefde moeten ontwikkelen. Alleen door liefde zul je
Hem, die de liefde zelf is kunnen ervaren. Als je de
maan wilt zien, hoef je daarvoor geen kaars of
zaklantaarn te gebruiken. Het licht van de maan is
voldoende om de maan te kunnen zien. Als je God wilt
zien, hoef je jezelf alleen maar onder te dompelen in
liefde. Vul jezelf met liefde, dan zul je er zeker in
slagen om God te bereiken. Maar zolang deze liefde nog
niet duidelijk vaste voet heeft gekregen, zijn er
spirituele oefeningen nodig als het zingen van
bhajans, het doen van japa-meditatie en
andere vormen van aanbidding. Wanneer de liefde
eenmaal is ontwikkeld, zijn die niet langer nodig.
Zelfs wanneer de maan helder schijnt, zul je de maan
niet kunnen zien als je ogen dicht zijn. Op dezelfde
manier zullen, als je ogen nog altijd gesloten zijn
voor de liefhebbende aanwezigheid van God binnenin je,
goede daden en de verschillende geestelijke oefeningen
je helpen je ogen te openen en je geestelijke blik te
verhelderen, zodat je God kunt zien en je je in Hem
kunt verheugen. Dat is de betekenis van de lering die
Krishna geeft in de Bhagavad
Gîtâ.
Alleen
wanneer je naar zulke schitterende woorden luistert,
deze woorden goed begrijpt en ze in praktijk brengt,
zul je je goddelijke doel kunnen bereiken. Swami heeft
deze gelegenheid geschapen, zodat je iedere dag
tenminste een uur je tijd verstandig kunt gebruiken en
baat kunt vinden bij deze heilige leringen.