VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Zevende voordracht:
Het in bedwang houden van de tong - bij het eten en het spreken

 


 

Belichamingen van liefde!

Menselijke wezens hebben evenals de meeste dieren en vogels vijf zintuigen; met deze zintuigen moet je zorgvuldig omgaan, in het volle besef van hun vermogens en hun beperkingen. Je moet dezelfde controle over de zintuigen uitoefenen als over een aantal krachtige energieën en gereedschappen die je in je dagelijkse leven tegenkomt. Vuur bijvoorbeeld kan je als je het voorzichtig en verstandig gebruikt op een aantal manieren van nut zijn. Maar wanneer het niet meer wordt beheerst, kan het erg veel schade aanrichten. Of neem bijvoorbeeld electriciteit of een mes; zij zijn nuttig als je ze op de juiste manier kunt gebruiken; anders kunnen ze heel gevaarlijk zijn. Alles hangt af van je voorzichtigheid en een goed gebruik van je verstand. De vedanta heeft bijzonder veel nadruk gelegd op de kennis van het juiste gebruik van de zintuigen [jñânendriya's] en op het toepassen van die kennis in je dagelijkse leven.

 

 

Elk zintuig dat aan de mens is gegeven, heeft een bepaalde functie, maar de tong is begiftigd met een dubbel vermogen; zij heeft zowel het vermogen van de spraak als het vermogen van de smaak. In de Gîtâ waarschuwt de Heer dat je de tong heel voorzichtig behoort te gebruiken; Hij prijst de toegewijde die een volledige beheersing van de tong heeft bereikt, want zo iemand zal spoedig een zuiver en standvastig hart ontwikkelen en de voortdurende aanwezigheid voelen van de Heer. Om een dergelijke beheersing te verwerven, doen toegewijden tot in onze tijd een aantal speciale oefeningen, zoals het in acht nemen van stilte, het volgen van een dieet of het houden van een volledige vasten. Vasten bevordert de gezondheid van het fysieke lichaam; op geestelijk gebied geeft het vreugde en gelukzaligheid. Onbeperkte en ongeregelde voedselopname is zeer schadelijk voor de toegewijde. Een toegewijde die zich de weelde permitteert van een verscheidenheid aan smakelijk voedsel, komt zo goed als zeker terecht in de toestand van verdoving en traagheid, kenmerkend voor de tamo-guna. Het is uitermate dwaas om te denken dat je kunt blijven genieten van alle smakelijke gerechten en de geneugten van voedsel en tegelijkertijd God kunt behagen en je verheugen in Zijn nabijheid. Deze twee zaken, je laten gaan in het genieten van voedsel en in Gods nabijheid mogen verblijven, zijn onverenigbaar. Daarom moet je je van meet af aan vastberaden inspannen om de tong te beheersen. Wanneer je de tong eenmaal beheerst, dan zullen ook de andere zintuigen als vanzelf onder je controle komen.

In deze tijd leggen toegewijden zich allerlei regels en voorschriften op om een gedisciplineerd geestelijk leven te kunnen leiden; ongelukkigerwijs hebben deze regels en voorschriften bij het verkrijgen van beheersing over de tong tot nu toe hun doel gemist. Strikt genomen is het niet noodzakelijk je zo krachtig in te spannen om de verschillende zintuigen te beheersen; als je de tong op de juiste wijze beheerst, zullen alle andere zintuigen zich er als vanzelf naar schikken. Omdat de mens zijn tong niet heeft leren beheersen, wordt hij gekweld door velerlei twijfel, emotionele onrust, tegenstrijdigheden en verwarring. Beheersen van de tong heeft niet alleen betrekking op het voedsel, maar ook op het spreken. Je moet inzien dat er niets krachtiger is dan de macht van het woord. Daarom moet je je spreken streng onder controle houden.

Het leven leert ons dat er zelfs voor kleine dingen een aantal offers gebracht moeten worden. Je krijgt niet zomaar iets zonder ervoor te betalen. De mens is bereid om zelfs zijn leven te offeren voor bepaalde kleine, onbenullige, nutteloze dingen. Maar hij zoekt niet naar datgene wat buitengewoon belangrijk is, naar dat wat al het andere omvat en de basis is van alles wat de moeite waard is. Die grootste van alle schatten is het Âtma. Alleen wanneer je iets opgeeft kun je er iets anders voor in de plaats krijgen. Zou je dan niet al het andere moeten opgeven om dit allerbelangrijkste en meest waardevolle van alle bezittingen te verkrijgen? Zou je niet alles moeten opofferen om het Âtma te bereiken?

Als je groenten wilt hebben op de markt, zul je in ruil daarvoor wat geld moeten geven. Zonder de bereidheid om te betalen en daarvoor wat geld af te staan, zul je die groenten niet krijgen. Door het ene op te geven kun je het andere in bezit krijgen. Op dezelfde wijze zul je, als je deugden wilt bezitten, je slechte eigenschappen moeten opgeven. Alleen door het opofferen van je begeerten en je gevoelens van afkeer, kun je innerlijk evenwichtig worden. Alleen door je slechte eigenschappen op te offeren kun je edele eigenschappen verwerven; alleen als je je slechte gedachten, slechte woorden en slecht gedrag opgeeft, zul je je pas goede gedachten, goede gewoonten en goed gedrag eigen kunnen maken.

Vele wijze mensen hebben ons verteld dat de tong er altijd naar verlangt te genieten van goede dingen en hoe alles gemakkelijk wordt wanneer je de tong eenmaal hebt leren beheersen. Er is nog een woord dat wordt gebruikt om deze beheersing te beschrijven: stilte. Stilte heeft niet alleen betrekking op het beheersen van de tong. Je moet niet alleen stilte beoefenen door niet te spreken, maar je gedachten moeten ook zwijgen. Je geest moet vrij blijven van alle gedachten; dat is de ware stilte.

Als je beheersing wilt verkrijgen over het voedsel dat je tot je neemt, moet je niet aan elke wens van de tong blijven voldoen. Je moet buddhi yoga ontwikkelen, dit betekent het ontwikkelen van onderscheidingsvermogen. Je moet je onderscheidingsvermogen gebruiken door steeds te onderzoeken wat blijvend is en dit onderscheiden van datgene wat tijdelijk is, wat gevoel heeft en wat gevoelloos is; dat kan worden beschouwd als buddhi yoga, de yoga van de intelligentie. Je moet onderzoeken en ontdekken of het voedsel dat je gebruikt sattvische, rajasische of tamasische eigenschappen bezit [zie guna's]. Beantwoordt het voedsel aan een zeer hoge graad van zuiverheid? Als je je onderscheidingsvermogen zo gebruikt en je voedsel met verstand tot je nam, zou je niet geraakt worden door afkeuring of lof; je zou altijd geestelijk in evenwicht blijven.

Maar wanneer je zonder onderscheid voedsel tot je neemt, zonder dat je probeert te ontdekken of het wenselijk is of niet en alleen aandacht schenkt aan het stillen van je honger en het ter wille zijn van je smaakpapillen, zul je je gehechtheid en je gevoelens niet kunnen beheersen. Je zult in zwakheid wegzinken. Wanneer iemand vijandige opmerkingen over je maakte, zou je al spoedig concluderen dat de hele wereld tegen je is en je zou gedeprimeerd worden. Op het moment dat je werd bekritiseerd of beschuldigd, zou al je gevoel van geluk verdwijnen; je zou door verdriet overmeesterd worden en vinden dat het leven zinloos was. Aan de andere kant zou, wanneer iemand je zou prijzen en zich waarderend uitspreken, je ik-gevoel groeien en je zou zwellen van trots; je zou met moeite beide benen op de grond kunnen houden. Wat is de oorzaak van een dergelijke onevenwichtigheid? De enige belangrijke reden voor dit soort zwakte is het soort voedsel dat je tot je neemt.

De Gîtâ legt de nadruk op de noodzaak om het voedsel dat je eet met de grootste zorg te kiezen en voortdurend in gedachten te houden hoe belangrijk sattvisch voedsel is. Het helpt je om in alle omstandigheden gelijkmoedig te blijven, zodat je noch verrukt wordt wanneer je wordt geprezen, noch gedeprimeerd wanneer je wordt overstelpt met kritiek. De Gîtâ heeft ook verklaard dat de pannen en alle voorwerpen die worden gebruikt bij het koken, schoon moeten zijn. Ook het kookproces zelf moet rein verlopen. De pannen die worden gebruikt moeten helemaal schoon zijn. De zuiverheid heeft niet alleen betrekking op de uiterlijke reinheid, maar ook op de manier waarop de gereedschappen en de voedingsmiddelen zijn verworven. Je moet onderzoeken of deze dingen door gepaste middelen en door eerlijk werk zijn verkregen of dat zij op oneerlijke wijze zijn verkregen. Gebruiksvoorwerpen die op oneerlijke wijze zijn verkregen en die worden gebruikt om voedsel te koken, zullen niet alleen slechte gedachten opwekken, maar ze zullen je ook op het verkeerde pad brengen.

De volgende stap is het onderzoek naar de zuiverheid van het kookproces zelf door na te gaan hoe de persoon die het voedsel kookt, denkt en voelt. Er worden drie zaken genoemd die zorgvuldig moeten worden bekeken en gecontroleerd. Gewoonlijk besteed je alleen aandacht aan de reinheid van de pannen en niet aan de andere zaken, te weten de reinheid van de kok en de reinheid van het voedsel zelf. Je kent de gevoelens in de geest van de kok niet en je weet niet of de leverancier de artikelen die je bij hem koopt, op eerlijke of oneerlijke wijze heeft verkregen.

Daarom moet je bidden vlak voordat je gaat eten en de hele maaltijd aan God offeren om het voedsel te reinigen en te zuiveren. Dit gebed dat wordt uitgesproken voor het eten is niet ten behoeve van God, maar het is voor je eigen bestwil; door Gods zegen te vragen zal het gebed je voedsel zuiveren. Het gebed dat je kunt gebruiken is te vinden in het 24ste vers van het 4de hoofdstuk van de Gîtâ en het 14de vers van het 15de hoofdstuk:

 

B.G 4: 24
brahmârpanam brahma havir brahmâgnau brahmanâ hutam
brahmaiva tena gantavyam brahma-karma-samâdhinâ

B.G. 15: 14
aham vaisvânaro bhûtvâ prâninâm deham âsritah
prânâpâna-samâyuktah pacâmy annam catur-vidham. 

Het offerritueel is Brahman, het offer zelf is Brahman, geofferd door Brahman, in het heilige vuur dat Brahman is. Alleen hij bereikt Brahman, die bij al zijn handelingen geheel is verzonken in Brahman. Ik ben Vaishvanaro, de allesdoordringende kosmische energie die verblijft in de lichamen van levende wezens. Verbonden met hun levengevende in- en uitademingen verteer ik alle vier verschillende soorten voedsel.*

Luister naar deze mantra!
en ook het
Etenslied (Prasâda Sevâya) -
Filognostische samenzang op klassieke vaishnava melodieën.


Deze verzen in een moderne vertaling, in
Een Lied van Geluk - Een Moderne Gîtâ:

LvG 4: 24
Offers brengend terwille van de geest wordt de geest het offer en is de offeraar van het geestelijk vuur; zeer zeker zal hij de geest van het absolute bereiken die zich volledig wijdt aan het dienen van die geest.

LvG 15: 14
Als het vuur van de spijsvertering in de lichamen van al de levende wezens, handhaaf ik het evenwicht tussen de in- en uitgaande adem, terwijl ik de vier soorten van voedsel verteer*.

*De vier soorten van voedsel hebben in de oorspronkelijke vedische cultuur betrekking op de manier waarop men het voedsel nuttigt: carvya, dat wat gekauwd wordt; lehya, dat wat men oplikt; cûshya, dat wat men opzuigt; en peya, dat wat men drinkt. Maar filognostisch mag men het ook beschouwen als betrekking hebbend op de vier basistypen van voedsel die van essentieel belang zijn voor de vegetariër: groenten en fruit, bonen, granen en melkproducten.

 

Voor het aanbieden van dit gebed is het voedsel alleen maar voedsel, maar wanneer je het eenmaal aan God hebt aangeboden, wordt het geheiligd voedsel, prasadâ(m). Dit gebed verwijdert alle gebreken en alle smetten in de pannen en in de voedingsmiddelen en doet ook iedere negatieve invloed verdwijnen, die er tijdens het kookproces is ingeslopen.

Volgens de Gîtâ is het van essentieel belang dat de toegewijde zijn tong beheerst door beperkte hoeveelheden sattvisch voedsel te gebruiken. Het tweede aspect van de tong is het spreken. Zoals reeds eerder is opgemerkt, heeft de spraak haar eigen krachtige uitwerking op de geest en op het gehele denkproces. Woorden hebben een enorme kracht. Woorden kunnen de geest diep treffen. Ze kunnen je hart breken. Ze kunnen je zelfs doden. Maar zij kunnen ook levenskracht geven, je aanmoedigen en je helpen om je doel te bereiken. Dit zijn twee tegengestelde en tegenstrijdige resultaten die beide door het gesproken woord worden teweeggebracht.

Door de juiste woorden te gebruiken is het mogelijk iemands geest geheel te transformeren. Ongelukkigerwijs geloven veel wetenschappers dit niet. Zij denken: Hoe is het mogelijk de geest door louter woorden te transformeren? Welke experimenten zijn er gedaan die bewijzen dat het spraakvermogen een dergelijke kracht bezit? Woorden zijn slechts grove geluiden die door middel van het oor worden opgevangen. De geest daarentegen is zeer subtiel. Hoe kunnen louter geluiden iets dat zo subtiel en verfijnd is, transformeren? Dat is uitgesloten. Op deze manier zullen zij tot de conclusie komen dat het onmogelijk is een geestelijke transformatie door woorden te bewerkstelligen. Hier is een klein verhaal.

Er was eens een Indiase beambte van de administratieve dienst (IAS) die net zo dacht als de wetenschappers waarover wij zojuist hebben gesproken. Hij was toevallig hoofd van het onderwijs in zijn district en hij bezocht eens een schoollokaal waar een docent een aantal jonge leerlingen in de Veda's onderwees. Deze spirituele leraar gaf een aantal uren onafgebroken les en praatte zonder onderbreking. Terwijl hij hiernaar zat te luisteren, kreeg de IAS-beambte er hoofdpijn van. Tenslotte zei hij tegen de leraar: 'Mijn waarde vriend, dit zijn kleine kinderen. Het is onnodig hen urenlang met zulke lange lessen te belasten. V oor hen heeft dat geen enkel nut. Deze kleine kinderen kunnen zulke schriftuurlijke waarheden en diepe vedische gedachten onmogelijk opnemen en begrijpen.'

De leraar antwoordde dat kinderen alleen op deze gevoelige en ontvankelijke leeflijd op het juiste pad kunnen worden geleid. Hij was van mening dat hun hart bevrijd zou worden van twijfel en dat zij op het juiste levenspad zouden worden gezet, als deze edele waarheden vanaf het allereerste begin werden onderwezen. De IAS-beambte zei: 'Dat geloof ik allemaal niet. Hoe kunnen slechts woorden het denkvermogen transformeren? Ik denk niet dat dit ooit mogelijk zal zijn.'

De leraar probeerde hem op verschillende manieren te overtuigen; hij legde uit en voerde argumenten aan, maar de IAS-beambte wilde niet luisteren of ook maar iets van de wijsheid van de leraar tot zich laten doordringen. De beambte had zich er innerlijk voor afgesloten. Te veel opleiding heeft dikwijls tot gevolg dat men cynisch wordt en vol eigenwaan; men voelt zich te knap. In korte tijd verdwijnen alle deugden en het verstand wordt aangetast. Toen de leraar besefte dat, welke inspanningen hij zich ook getroostte, het onmogelijk was zijn standpunt aan deze beambte uit te leggen, besloot hij zijn mening te bewijzen door een praktisch voorbeeld dat de IAS-beambte zeker zou begrijpen. Hij verzocht de jongste leerling om op te staan en hij zei tegen het jongetje: 'Zeg kereltje, gooi jij deze IAS-beambte even uit het lokaal. Onmiddellijk!'
Op het moment dat hij deze woorden hoorde, werd de beambte razend. Hij begon te schreeuwen: 'Wie denk je dat je bent? Ik ben het hoofd van de afdeling onderwijs in dit district en jij vraagt een klein kind om mij eruit te gooien! Hoe durf je zoiets te doen?' Toen zei de leraar: 'Wel mijnheer, ik heb u niet geslagen, ook geen klap gegeven, ik heb u zelfs niet aangeraakt. Ik heb u niets gedaan, maar u schijnt erg van streek te raken door een paar woorden. Waarom zou u nu zo boos worden? Het is vanwege de paar woorden die ik heb gesproken, nietwaar?' Zo demonstreerde de leraar hem dat woorden veel kracht bezitten; zij hebben het enorme vermogen om afhankelijk van de manier waarop zij worden gebruikt, grote schade aan te richten of goed te doen.
Na deze persoonlijke les ging de beambte weg, een ervaring rijker.

[Zie ook bijvoorbeeld: 'Mahârâja Parîkchit Vervloekt door een Brahmaanse Jongen' in Canto 1, Hoofdstuk 18 van het S'rîmad Bhâgavatam & 'The Master and the Disciples' in Chinna Katha part 2].

In de geschriften zul je ook uitspraken vinden die erop duiden dat woorden buitengewoon veel kracht bezitten en dat zij de wereld zelfs kunnen vernietigen. Daarin wordt gezegd dat als je een boom omhakt, deze altijd weer zou kunnen uitlopen; een stuk ijzer dat in tweeën is gebroken kan weer door een smid worden hersteld door de twee delen te verhitten en aan elkaar te hameren. Maar als je een hart breekt door woorden vol venijn, is het niet mogelijk het ooit weer heel te maken. Woorden kunnen oneindig veel moeilijkheden veroorzaken, maar zij kunnen ook grenzeloos veel vreugde geven. Daarom moet je erop toezien dat de woorden die je spreekt voor andere mensen niet kwetsend of pijnlijk zijn [Om die relatie te herstellen zie de Gâyatrî mantra, beluister die door Baba voorgezongen en zie ook bede].

Als je lichaam uitglijdt en valt, kan er een kleine verwonding ontstaan die je enige tijd wat ongemak bezorgt; maar op langere termijn zullen er geen ernstige gevolgen zijn. Misschien is er alleen een wondje, dat je gemakkelijk kunt laten verbinden en dat snel geneest. Maar als je tong uitglijdt en je zou de geest of het hart van een ander mens kwetsen met harde woorden, zou dit een wond bij die persoon kunnen maken die door geen dokter ter wereld te genezen is. Daarom moet je nooit woorden gebruiken die de gevoelens van een ander kunnen kwetsen. Op een dag zullen de woorden die je hebt gebruikt zich tegen jouzelf keren. Gebruik daarom altijd vriendelijke, goede woorden.

Men zegt dat de tong geniet van zoete dingen; je kunt de tong als volgt toespreken:

'O tong, je houdt veel van zoete dingen, waarom sta je niet stil bij de zoete naam van God? O tong, jij weet wat echte opoffering betekent; jij bent de belichaming van de opoffering zelf. Gebruik jezelf alleen voor het zingen van de naam van de Heer.
Zing Nârâyana
[pad der mensen, God der mensen, zoon van de oorspronkelijke mens], Govinda [Krishna, 'koeienvriend'], Mâdhava [Krishna, 'zoetheid, de bloeiende'] en word hierdoor gewijd en heilig.'

Waarom zeggen we nu dat de tong de ware betekenis van opoffering kent en volkomen onzelfzuchtig is? Wel, dit ervaar je werkelijk iedere dag. Als je bijvoorbeeld wat lekkere dingen aan je tong geeft, proeft zij die en zodra zij ontdekt dat ze verrukkelijk zoet smaken, zegt ze bij zichzelf: 'O laat ik deze verrukkelijke, zoete dingen doorgeven aan de maag, zodat ook zij ervan kan genieten.' Maar als datgene wat zij proeft niet aangenaam is, laten we aannemen dat de tong iets krijgt dat bitter is, dan zal de tong dit niet doorgeven aan de maag, maar zij zal de weerzinwekkende substantie onmiddellijk uitspuwen om de maag te sparen. Goed of slecht, zoet of bitter, de tong probeert niets alleen voor zich en voor eigen genot te behouden. De tong leidt een onbaatzuchtig en eerzaam bestaan, in het volle besef van haar grenzen. Jarenlang blijft de tong tevreden opgesloten zitten in de mond. Komt de tong ooit weleens naar buiten? Nee. Zij doet al haar werk in de mond zonder morren.

De tong heeft een belangrijke eigenschap; haar verdraagzaamheid is buitengewoon groot. Wat haar moeilijkheden en problemen ook zijn, wat voor ongemakken anderen haar ook bezorgen, zij blijft op zichzelf geconcentreerd, overschrijdt haar grenzen nooit en neemt altijd verdraagzaamheid in acht. Zij leeft temidden van buitengewoon kwaadaardige deelgenoten: in gezelsehap van zeer seherpe, krachtige tanden. Met veel kundigheid slaagt ze erin niet gebeten te worden of te worden verwond door deze agressieve medebewoners van haar krappe verblijfplaats. Met een ongewone bekwaamheid en verdraagzaamheid leeft zij in goede verstandhouding met deze vreselijke wezens zonder dat haar ooit enig kwaad overkomt.

Zo kan de tong je een aantal zeer belangrijke lessen leren die je goed van pas kunnen komen. De tong leert je bijvoorbeeld dat je kunt leven temidden van mensen die erg moeilijk zijn om mee om te gaan. Met veel voorzichtigheid, verdraagzaamheid en bekwaamheid moet je een gelukkig leven kunnen leiden ondanks zulke benarde omstandigheden. Maar in de wereld van vandaag zullen er maar zeer weinig mensen zijn die een dergelijk goed voorbeeld opvolgen. Voor de meeste mensen geldt dat wanneer ze eenmaal met slechte mensen in aanraking komen, zij de neiging hebben om ook slecht te worden. Alle goede gevoelens, goede eigenschappen, goede gedachten en goed gedrag verdwijnen in een oogwenk en zij verliezen al hun verdiensten en deugden. Om niet van zulke slechte gevolgen te lijden te krijgen, is het noodzakelijk om je tong volledig te leren beheersen.

Swami zegt heel vaak tegen de studenten: 'Geliefde studenten, jullie moeten niet te veel praten. De goddelijke energie die in jullie is, wordt erdoor verspild. Door te veel praten gaat de kracht van je geheugen verloren en lichamelijk word je verzwakt. Het uiteindelijke resultaat is vroegtijdige ouderdom. Bovendien krijg je een slechte naam.'

Stel eens dat je een radiotoestel hebt met sterke luidsprekers. Je kunt de radio aanzetten om naar een nieuwsuitzending of naar enige gewijde liederen te luisteren. Maar dan ga je de kamer uit en vergeet je de radio uit te zetten. Hij blijft doelloos doorspelen. Hoeveel elektriciteit zal hij verbruiken als hij de hele dag aanstaat en daarbij alleen maar kostbare energie verspilt? Jullie lichaam is te vergelijken met die radio en het intellect kan worden beschouwd als de knop waarmee je de radio hebt aangezet, maar deze niet hebt uitgedaan. In deze vergelijking is je geest het nutteloze geluid in de vorm van woorden, gepraat en het eindeloze geklets, dat de hele dag doorgaat. De heilige goddelijke energie die in je is, gaat verloren door dit soort eindeloos gepraat. Vanaf zonsopgang wanneer je opstaat tot zonsondergang wanneer je naar bed gaat, blijf je maar praten, als het niet hardop is, dan in jezelf. Het geluidsvolume kan omlaag zijn gedraaid, maar desondanks gaat het gepraat de hele tijd door. De radio blijft onafgebroken spelen en de waardevolle atmische energie die in je is wordt verspild, zoals de elektriciteit in het geval van de radio of het geluidssysteem wordt verbruikt of ze nu hard of zacht aanstaan. De energie stroomt alleen maar weg.

De meest voorkomende oorzaak van vroegtijdige ouderdom en seniliteit is dit gepraat, nog meer gepraat en steeds meer gepraat. Al dat gepraat is niet goed. Je moet stilte in acht leren nemen. Vanaf je geboorte heb je niet de gewoonte aangeleerd om te zwijgen. Je moet de gewoonte om stil te zijn nu ontwikkelen. De twee functies van de tong zijn eigenlijk nauw met elkaar verbonden. Te veel praten leidt tot een onnatuurlijke honger. Wanneer de prater meer honger krijgt, zal hij natuurlijk meer voedsel gebruiken. Door dit overmatige eten ontstaan er gevoelens die zich zullen uiten in nog meer gepraat. Zit men eenmaal in dit proces, dan wordt het beheersen van de zintuigen een bijna onmogelijke taak.

Wanneer je een paard zeer zwaar krachtvoer geeft en het dan aan een paal vastbindt, wordt het paard erg zenuwachtig en onrustig en is het niet in staat om kalm te blijven. Wanneer je een paard eenmaal krachtig voer hebt gegeven is het nodig om het ook lichaamsbeweging te geven. Op dezelfde manier zul je, als je voedzaam eet zonder hard te werken of je lichamelijk in te spannen, zenuwachtig en rusteloos worden en je zult ook egoïstische gevoelens ontwikkelen zoals zelfzuchtigheid en hoogmoed. De juiste oefeningen zullen je gezondheid versterken en er ook toe bijdragen deze negatieve neigingen te beheersen. Een van de belangrijkste doelstellingen van spirituele oefeningen is ervoor te zorgen dat het voedsel dat je eet, wordt benut om de maatschappij te dienen. Je moet het vaste besluit nemen om altijd goed te doen. Bij tegenspoed moet je niet gaan flikkeren als een vlammetje in de wind. Je moet sterk zijn en veel zelfvertrouwen bezitten.

Kijk naar een vogeltje dat is neergestreken op een tak en daar nog enige tijd blijft zitten. Stel nu dat de wind opsteekt en dat de tak gaat bewegen en heen en weer zwaait. Het vogeltje zal niet bang worden door die bewegende tak. Waarom niet? Omdat hij voor zijn steun niet volledig afhankelijk is van de tak. Hij is afhankelijk van zijn vleugels en daarom heeft hij ook het sterke vertrouwen dat geen beweging van de tak, zelfs niet het afbreken, hem zal bedreigen en hem zal doen vallen. Maar de mens van vandaag wordt door de kleinste moeilijkheden in het dagelijks leven gemakkelijk uit het veld geslagen. Het zelfvertrouwen dat zelfs een vogeltje heeft, heeft hij niet. Wat is hiervan de oorzaak? De oorzaak is te veel voedsel, voedsel met een sterk tamasisch karakter, vol onzuiverheden, voedsel dat gevoelens voortbrengt die verzadigd zijn met de kwaliteit rajas, voedsel dat hartstocht en woede opwekt. Tengevolge hiervan is het uitgesloten dat je de ware aard van een menselijk wezen kunt ervaren, die evenwichtig en sattvisch is.

De jeugd van vandaag is vol twijfel. Zij zien zoogdieren en vogels op allerlei manieren met elkaar omgaan en een grote mate van vrijheid genieten. De jongeren vragen zich af waarom zij niet dezelfde vrijheid en onafhankelijkheid mogen hebben als de dieren. Het juiste antwoord op deze vraag is: 'Ja, jullie hebben ook recht op vrijheid, maar het is niet de vrijheid van een dier.' Dieren genieten de vrijheid die hun is aangeboren. Jullie moeten de menselijke vrijheid genieten, de vrijheid die aangeboren is aan mensen. Leef als een echt menselijk wezen; ontwikkel de eigenschappen die horen bij een menselijk wezen. Het kan niet juist zijn jezelf mens te noemen en intussen te proberen de vrijheid van een dier te genieten. De menselijke karaktereigenschappen zijn opofferingsgezindheid, liefde, mededogen, vrijgevigheid, medeleven, geweldloosheid en soortgelijke edele eigenschappen. Ontwikkel niet de eigenschappen die horen bij een dier, zoals boosheid, haat, jaloezie en soortgelijke. Zulke dierlijke eigenschappen horen niet bij een menseIijk wezen.

Je moet je er in het bijzonder tegen verzetten dat egoïsme, hoogmoed en jaloezie je in bezit nemen. Van de slechte karaktereigenschappen waardoor de mens wordt geteisterd, zijn dat de drie grootste boosdoeners. Als je alleen goede eigenschappen wilt verwerven, menselijke eigenschappen in plaats van dierlijke, dan zul je de tong moeten leren beheersen, zowel wat betreft het spreken als het eten. Dit is de koninklijke weg voor menselijke schepsels. Bhakti yoga, het pad van de toewijding, vereist dat je de tong naar behoren gebruikt, hetgeen betekent dat je zowel het voedsel als de woorden gebruikt zoals het hoort.

Speciaal in dit Kali-tijdperk kun je de tong op eenvoudige wijze heiligen door de heilige naam te herhalen. Laat de tong onafgebroken de lof van God zingen en Zijn naam herhalen in plaats van je kostbare goddelijke energie en je kostbare tijd te verspillen door loos gepraat. Zing de naam van de Heer! Dit is de juiste levenswijze: Je hele bestaan te doordrenken met de glorie en de heiligheid van Zijn aanwezigheid [zie ook Caitanya Mahâprabhu & Sankîrtan].

 

 

 

Zie ook: Geweldloosheid en Vegetarisch Delen: Het Filognostisch Dieet.  

 

 

 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio