Krishna
reed de strijdwagen tussen de beide legers, zodat
Arjuna al zijn familieleden kon zien die daar op
tegenovergestelde zijden geposteerd waren. Vervuld van
diep mededogen zei Arjuna: 'O Krishna! Ik kan niet
strijden! Ik word overweldigd door een gevoel van
machteloosheid. Ik weet niet waar mijn plicht ligt. Ik
smeek U, zeg mij wat voor mij het juiste is. Ik ben Uw
leerling. Ik geef me geheel aan U over. AlstUblieft,
wilt U mij de juiste weg wijzen?'
Toen
antwoordde de gezegende Heer: 'Arjuna, schud deze
wankelmoedigheid van je af. Deze is jou niet waardig.
Geef je niet over aan zwakheid. Je wanhoop leidt tot
niets; hij is niet gebaseerd op de werkelijkheid. Ken
de waarheid van de ziel, Arjuna. Zoals een mens
versleten kleren aflegt en nieuwe aantrekt, zo legt de
ziel lichamen af en treedt nieuwe lichamen binnen.
Lichamen worden geboren en wat wordt geboren moet ook
sterven, maar de eeuwige, onsterfelijke ziel wordt
nooit geboren en zal nooit sterven. Wapens kunnen het
Âtmâ niet deren, vuur kan het niet
verbranden, water kan het niet nat maken en de wind
kan het niet verdrogen. De ziel is niet het
vergankelijke lichaam. Zij is het onvergankelijke Zelf
in elk mens. Als je dat eenmaal weet, waarom zou je
dan nog bezorgd zijn? Wijze mensen treuren nooit, niet
om de doden en niet om de levenden.
Ik ben die ziel, Arjuna. Ik ben de Allerhoogste Heer,
zetelend in het hart van elk levend wezen. Ik ben de
vader en ook de moeder van deze wereld en Ik houd haar
in stand. Ik ben het Begin, het Midden en het Einde.
Alles is uit Mij gemaakt, alles is doordrongen van
Mij. Geen enkel schepsel kan zonder Mij bestaan. Welk
pad mensen ook gaan, het is Mijn pad. Waar zij ook
heen gaan, zij bereiken Mij. Hoewel Ik besta zonder
geboorte en verandering, manifesteer Ik Mij toch van
tijdperk tot tijdperk. Steeds wanneer rechtschapenheid
in verval is en ongerechtigheid overheerst, zal Ik een
vorm aannemen om de goeden te beschermen en om het
kwaad te vernietigen.
Omdat
Ik verhuld word door de ongekende kracht van mijn
illusie, mijn mâyâ,
herkent de wereld Mij niet. Hoewel zij Mij niet
kennen, Arjuna, ken Ik hen allen... hun verleden en
hun toekomst. Omdat zij Mijn bovenzintuiglijke aard
niet begrijpen, beschouwen de onwetenden Mij, die
steeds ongemanifesteerd en onvergankelijk bestaat, als
een gewone sterveling. Niets wetend van Mijn
werkelijkheid, negeren zij Mij en worden in beslag
genomen door de wereld met zijn hoop die niet vervuld
kan worden, zijn onbeduidende handelingen en
ongegronde kennis. Verstrikt in het net van
mâyâ worden zij rondgedraaid als
marionetten in een draaimolen. Mijn goddelijke illusie
is zeer moeilijk te overwinnen. Van de duizend mensen
worstelt er misschien slechts één om
Mijn waarheid te leren kennen. Zelfs onder hen die zo
worstelen lukt het misschien slechts één
Mij in werkelijkheid te kennen. Dat is dan een
yogi, standvastig en wijs.
Daarom Arjuna, wees jij een yogi. Neem met
geheel je wezen toevlucht tot Mij alleen en door Mijn
genade zul je de hoogste vrede verkrijgen. Houd vanaf
dit moment je aandacht gestaag gericht op Mij die in
je hart verblijft. Wees toegewijd aan Mij, buig je
voor Mij neer, aanbid Mij die altijd in je is en je
zult je spoedig verenigen in Mij. Ja, waarlijk dit
beloof ik je Arjuna, want je bent Mij zeer
dierbaar.
Arjuna,
wie voor Mij werkt, Mij tot zijn hoogste doel heeft
gemaakt, wie Mij is toegewijd, onthecht is en geen
enkel schepsel een kwaad hart toedraagt, die zal snel
tot Mij komen. Hij die Mijn goddelijke geboorte en
Mijn werk kent, zal na de dood niet meer geboren
worden. Hij zal Mij overal zien, de Onvergankelijke
temidden van de vergankelijken, zetelend in alle
schepselen. Hij zal Mij niet verliezen, noch Ik
hem.
Voor hen die Mij altijd voor ogen hebben en Mij
gestaag dienen met genegenheid, zal Ik de last dragen
en hun geven wat ze nodig hebben. Als zij onderling
over Mij spreken, zullen zij altijd tevreden en blij
zijn. Uit mededogen voor hen, sterk Ik hun
onderscheidingsvermogen en met de lamp der wijsheid
vernietig Ik de duisternis der onwetendheid, die hun
inzicht vertroebelt. Als zij hun zintuigen onder
controle brengen, verkrijgen zij de hoogste kennis en,
losgekomen daarvan, zullen zij de gelukzaligheid
verkrijgen. Door
de wereld van dood en verderf [vernietiging]
te ontstijgen, verkrijgen zij
onsterfelijkheid.
Arjuna,
alles wat men Mij offert met liefde, zij het een blad,
een bloem of een vrucht, of zelfs een beetje water, en
zulke gewijde offerandes komen uit een rein hart, Ik
zal ze zeker aannemen. Wat je ook doet, wat je ook eet
of offert of weggeeft, welke soberheid je jezelf ook
oplegt, draag het op aan Mij. Dan zul je verlost zijn
van de gevolgen van je daden en je zult spoedig
innerlijke rust krijgen en de gave bezitten der
onthechting. Ben je innerlijk in evenwicht en heb je
afstand gedaan van de vruchten van je arbeid, dan zul
je voor aitijd bevrijd zijn van de ketenen van
geboorte. Daarom, draag elke handeling aan Mij op.
Concentreer je geest krachtig op Mij. Ik zal door jou
heen handelen en je bevrijden van alle zonden. Wees
niet bang. Door Mijn genade zul je alle hindernissen
te boven komen.
Maar
als je door eigenwaan niet naar Mij luistert, zul je
zeker ten onder gaan. Je denkt misschien: Ik wil niet
strijden, maar gedreven door plichtsbesef zal jouw
eigen natuur je dwingen te strijden. Wat je uit
zinsbegoocheling niet wenst te doen, zul je in weerwil
van jezelf toch doen. Sta op, Arjuna! Sla deze
onwetendheid en de waan die daaruit ontstaat aan
stukken met het zwaard der kennis dat Ik je gegeven
heb; deze onwetendheid die de echte waarheid in
twijfel trekt van de goddelijkheid die in je hart
aanwezig is.
Arjuna, sta op en kom tot glorie. Je hebt de gelofte
gedaan om dharma
[rechtschapenheid] hoog te houden. De krachten
van onrecht vieren hoogtij. Je zult hen tegemoet
moeten treden en ze vernietigen. Neem je toevlucht tot
Mij, Arjuna. Denk altijd aan Mij... en vecht! Jij bent
het niet die deze helden doodt, maar Ik. Ik ben de
schepper van de wereld en Ik houd haar in stand, maar
Ik ben ook de almachtige tijd die de wereld vernietigt
en alles verslindt. Deze krijgers in de vijandige
legers zijn reeds door Mij verslagen.
Arjuna,
je bent slechts het instrument waardoor Ik Mijn daden
verricht. Kijk, Ik zal je een visioen geven van Mijn
universele vorm, waarin je de eenheid kunt zien van
alles wat bestaat. Aanschouw Mijn goddelijke macht,
aanschouw het hele universum, bewegend en in rust,
alles vereend in Mij! '
Overweldigd
door verwondering en verbazing boog Arjuna het hoofd
in aanbidding en sprak met de handpalmen tegen elkaar:
'O grootste God! Heil aan U. Heil en nog eens heil!
Als duizend zonnen te zamen stralen aan de hemel, dan
zou die glans slechts een afschijnsel zijn van Uw
pracht. U bent het hoogste Zijn... de onsterfelijke
behoeder van het eeuwige dharma. U bent alles
wat er te weten is. Alle werelden sidderen van ontzag
bij het aanschouwen van Uw wonderbaarlijke vorm. Ook
ik. Zoals vele rivieren naar de oceaan stromen,
verdwijnen deze helden uit onze mensenwereld in Uw
vlammende mond.'
Toen
nam de gezegende Heer weer zijn vriendelijke vorm aan
en zei: 'Uit genade heb Ik je deze oorspronkelijke
vorm van Mij laten zien. Het is wel bijzonder moeilijk
om te zien wat jij hebt gezien. Noch door de
geschriften, noch door vasten, noch door
liefdadigheid, noch door opoffering, maar slechts door
onverdeelde toewijding kan men Mij in deze vorm
aanschouwen. De ervaring die Ik je heb gegeven en de
kennis die Ik je heb geschonken zijn de kostbaarste
van alle schatten. Heb je met volle concentratie naar
Mij geluisterd, Arjuna? Is de begoocheling die door
jouw onwetendheid was veroorzaakt nu verdwenen? Denk
na over alles wat Ik je gezegd heb, overdenk het ten
volle en doe dan wat je het beste vindt.'
Arjuna
antwoordde: 'O Heer van het universum, Uw machtige en
wonderbaarlijke woorden bevatten de hoogste wijsheid
en U hebt ze met zoveel mededogen uitgesproken. Door
Uw genade is mijn zinsbegoocheling nu vernietigd. Ik
ben vrij van alle twijfel. AlstUblieft, leid mij. Ik
zal alles doen wat U beveelt.'