VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Twaalfde voordracht:
Wees zuiver - laat je daden, gedachten en woorden één zijn

 

 

Belichamingen van liefde!

Vairâgya betekent onthechting, of afstand doen; het is de onthechting van de geest en de zintuigen van de voorwerpen van de wereld. De geest bedekt het Zelf. Daarom wordt de geest soms beschreven als een sluier. De geest zelf wordt vastgehouden door de zintuigen. De zintuigen voelen zich aangetrokken door de voorwerpen van de zinnen en raken erin verstrikt. Daarom is het beheersen van de zintuigen de eerste stap die je moet nemen. Hiervoor is onthechting essentieel.

Heb je eenmaal onthechting van de voorwerpen van de zinnen tot stand gebracht, dan zullen de zintuigen niet langer in staat zijn de geest vast te houden. Een geest die niet meer door de zintuigen wordt beheerst, zal zuiver en doorzichtig worden. Hij zal niet langer zijn verhullende invloed uitoefenen op het âtma. Wanneer de sluier van de geest oplost, krijgt het Zelf een beeld van zijn Zelf. Dan raak je verzonken in de eenheid van alle bestaan en geniet je de gelukzaligheid die je ware natuur is. De Gîtâ heeft geleerd dat vairâgya, onthechting, van het grootste belang is om het âtma te verwezenlijken [zie ook SB 11:9, 5-12 & B.G. 18: 2 & 11].

Dit wordt ook onderwezen in Patañjali's yoga sûtra's. Hierin wordt gesteld dat onthechting betrekking heeft op een geest die niet hevig bewogen wordt door de zintuigen en de voorwerpen die hen aantrekken. Zo'n geest, vrij van de slavernij van de zintuigen en de zintuiglijke voorwerpen, is zuiver en onaangetast door misleiding. Je verkrijgt een zuivere geest wanneer je al de dingen van deze wereld ziet als vergankelijk en veranderlijk. De Upanishad's verklaren dat al het geschapene, vanaf het laagste schepsel in de zichtbare wereld tot het hoogste en zelfs tot aan de hemelse wezens toe, kortstondig is en aan verandering onderhevig. Als je dit weet, moet je alle gehechtheid aan zintuiglijke voorwerpen laten varen; elke gehechtheid zal geleidelijk maar gestaag leiden tot slavernij [zie ook B.G. 2b: 55-72].

Zoals het vuur automatisch uitdooft als het brandhout wordt weggehaald, zo zullen de zintuigen krachteloos worden als de zintuiglijke voorwerpen eenmaal zijn weggenomen. De geschriften verklaren met veel klem dat slechts hij die zelfs de hemelse verblijfplaats van de Heer als iets alledaags beschouwt en niets minder wil dan de volle verwerkelijking van het âtma, een ware vairaji is, een waarlijk onthecht mens.

De Katha Upanishad vertelt het verhaal van een kleine jongen, Naciketas, die naar Yama ging, de god van de dood. Yama sprak: 'Ik zal je volledig meesterschap en volle heerschappij geven over alle rijkdom en macht op aarde en ik zal je alle genoegens geven van de hemelse wereld.' Naciketas antwoordde: 'Deze wereld en alle werelden daarbuiten zijn maar vergankelijk, zij blijven niet bestaan. Ik wil niets te maken hebben met alles wat komt en gaat. Ik wil alleen het âtma aanschouwen. Ik wil de uiteindelijke waarheid gaan beseffen, dat wat nooit verandert. De wereld met zijn gebondenheid en al het verdriet dat daarmee gepaard gaat, zijn er voor de mens die zich laat beheersen door de voorwerpen van de zintuigen. Zij interesseren mij niet.'

Stel, dat je al lange tijd in een bepaald huis woont. Op een dag moet je verhuizen naar een andere verblijfplaats. Je pakt al je bezittingen in een vrachtwagen en rijdt ze naar het nieuwe huis. Nu is het heel gewoon dat je zelfs zover gaat dat je versleten sloffen en bezems in een krant pakt en meeneemt, omdat je vindt dat ze jou toebehoren. Waarom doe je dat? Omdat je je hebt laten binden door deze zintuiglijke voorwerpen. Je vindt het zo belangrijk om al deze oude dingen in te pakken en mee te nemen, omdat je eraan gehecht bent; je vindt dat ze bij jou horen. Maar neem een ander voorbeeld, namelijk dat van een directeur of hoofd van een school.

In zo'n onderwijsinstelling zijn vast wel een bepaald aantal waardevolle zaken. Bijvoorbeeld de laboratoriumuitrusting, tafels, stoelen, ander meubilair, een muurklok enzovoort. Wanneer het schoolhoofd met pensioen gaat of wordt overgeplaatst, voelt hij zich aan die dingen niet gehecht. En dus verlaat hij de school met hetzelfde vrije gevoel waarmee hij gekomen was. Hij maakt zich geen zorgen over al die waardevolle spullen die hij bij zijn vertrek moet achterlaten. Hij weet namelijk heel goed dat geen van die zaken hem toebehoort. Daarom voelt hij zich bij het verlaten van de school niet gehecht aan deze dingen en heeft geen interesse.

Waar er een gevoel van 'mijn-heid' en bezit is, daar zal ook het lijden een probleem zijn. Als je geen gevoel van bezit hebt, zul je ook door niets worden gebonden en zul je niet lijden. Daarom is alleen het gevoel van 'ik' en 'mijn' de oorzaak van al deze gebondenheid, dit lijden, dit verdriet.

Evenals het schoolhoofd moet je gebruik maken van al de voorwerpen die je in de wereld tegenkomt. Geef de voorwerpen zelf niet op en geef ook niet je daden en activiteiten op. Geef alleen de gehechtheid aan die dingen op en geef tevens de gehechtheid op aan de wereld en je activiteiten daarin. Deze gehechtheid moet worden getransformeerd en veranderd. Met andere woorden: geef de vruchten van je daden op. Vervul je plicht met een gevoel van volledige onthechting omdat je inziet hoe gebrekkig de objectieve wereld is.

Op het moment dat je de wetten begrijpt die ten grondslag liggen aan het wereldgebeuren, het moment dat je de tekortkomingen van de dingen in de wereld ziet, zul je in staat zijn de banden ermee te verbreken. Wie is er de ouder en wie is het kind vóórdat je geboren wordt? Wie is de echtgenoot en wie de echtgenote vóór het huwelijk? Slechts na de geboorte is er een ouder en een kind. Vóór die tijd was er geen relatie en daarná zal er ook geen relatie zijn. Slechts in de kortstondige overgangsperiode daartussen komen er gevoelens van bezit en gehechtheid naar boven. Dit is alleen te wijten aan tekortkomingen in je zienswijze en in je benadering. Het komt voort uit een bekrompen, kortzichtige houding.

Alleen je gevoelens en je houding zijn de oorzaak van al je zorgen. Als je eenmaal de tekortkomingen van de dingen hebt erkend, dan is er geen plaats meer voor bezitsdrang. Probeer het principe van de gehechtheid te begrijpen. Je moet een toestand bereiken waarin je geen enkele gehechtheid of gebondenheid meer hebt, zelfs niet tijdens de droom of in de diepe slaap. Als je gevoelens van gehechtheid stimuleert gedurende de waaktoestand, dan zullen die ook in subtiele vorm aanwezig zijn tijdens de droom en de diepe slaap. De droomtoestand is te vergelijken met een spiegelbeeld. Alles wat je ervaart in de waaktoestand, zal in de droom een beeld achterlaten. Daarom zijn waak- en droomtoestand zoiets als object en beeld. Als je in de waaktoestand het juiste pad volgt, de waarheid erkent en je gedraagt naar het 'licht' daarvan, dan zul je dat in de droomtoestand zeker ook doen.

Om op het pad van bewust leven vooruit te komen, moet je de tekortkomingen van de dingen herkennen en ze langzaam te boven komen door je gehechtheid eraan op te geven. Omdat de tijd voortschrijdt, is alles onderhevig aan veranderingen. Voedsel, vandaag vers gekookt, is smakelijk en heerlijk. Zolang het vers is, heeft het het vermogen en de kracht om je gezondheid te geven. Maar hetzelfde voedsel wordt na verloop van twee dagen vergif. Alles wat je beschouwt als goed, nuttig, gezond en weldadig, zal na een poos veranderen in iets slechts, iets waardeloos, iets ongezonds of iets schadelijks. In dat verband kun je ook de vier typen van toegewijden zo beschouwen: de arthi (de bedroefde), de artharti (de zoeker naar materieel gewin), de jignasu (de zoeker naar geestelijke kennis) en de jñânî (de wijze). In een bepaald tijdsbestek kan een en dezelfde persoon deze vier stadia doorlopen. We kunnen ook eens de veranderingen bekijken die plaatsvinden in de loop van een mensenleven. Direct na de geboorte noemt men de boreling een baby; na een paar jaar heet het een kind. Twintig jaar later wordt dezelfde persoon beschouwd als een volwassene en na nog eens dertig jaar zal hij grootouder zijn. Er zijn geen vier verschillende mensen, het is steeds dezelfde persoon, maar door het verstrijken der jaren krijgt hij verschillende namen die overeenkomen met de levensfase waarin hij verkeert [zie ook âs'rama].

Het leven als mens, dat zeer moeilijk te verkrijgen is [zie ook S.B. 10.63: 41-42 & 11.9: 29], ondergaat bij het verglijden van de tijd veel veranderingen. Als dit waar is voor mensen, hoeveel te meer is het dan waar voor alle andere schepselen en dingen in deze wereld. Als je je afvraagt wat de grootste tekortkoming is van een menselijk wezen, zul je ontdekken dat het de veranderingen zijn die optreden in 's mensen fysieke zijn; of ze nu goed zijn of slecht, deze veranderingen zijn niet te vermijden. Omdat veranderingen onafscheidelijk verbonden zijn met de wereld van verschijnselen, moet je aan niets of niemand gehecht raken of het gevoel laten ontstaan dat iets van jou is.


Wie is de vader? Wie is de moeder? Wie zijn de kinderen? Wie zijn de familieleden? Wie zijn de vrienden? Het zijn alle veranderende vormen. Je kunt op deze vragen geen antwoord geven dat voor alle tijden geldt. Als je je bewust bent van al de veranderingen die steeds in al deze relaties optreden, hoe kun je er dan op enigerlei wijze aan gehecht raken? De Gîtâ leert dat men alle veranderingen die door de tijd worden veroorzaakt als fundamentele gebreken en fouten moet leren zien. Maak je daarom volledig los van de gebrekkige vormen die aan zulke veranderingen onderhevig zijn. Zij zijn niet van blijvende aard [zie ook S.B. 10.5: 24-25].

Vairâgya, onthechting, is de eerste belangrijke discipline die je moet beoefenen. De tweede is abhyâsa, voortdurend oefenen. Welke oefeningen kunnen abhyâsa worden genoemd? Een daarvan is tapas, soberheid of boetedoening. Op het moment dat men het woord tapas hoort, wordt men een beetje bang. Men associeert tapas klaarblijkelijk met het woud intrekken, alles eten wat daar aan vruchten en wortels voorhanden is en zichzelf aan een aantal risico's en ongemakken blootstellen. In werkelijkheid is dat geen tapas. Dat is slechts het lichaam een aantal uiterlijke ongemakken en straffen laten ondergaan [zie ook B.G. 17: 5-6].

Niet het lichaam moet het lijden ondergaan, maar de geest. Tapas moet zich richten op de rajo- en tamoguna's in de geest, het gevoel van 'doener-zijn' en 'bezitten' die vat hebben op je geest zo krachtig onder handen nemen dat zij hun greep op je verliezen. Tapas betekent ook alle gebreken verwijderen die te maken hebben met de zintuigen. Dit is de ware tapas.

Er zijn drie soorten tapas: De eerste is de tapas van het lichaam. De tweede is de tapas van de tong [zie ook S.B. 11.8: 21], betrekking hebbend op het spreken. De derde is tapas van de gedachten.

Lichamelijke tapas wil zeggen het lichaam gebruiken voor goede daden. Dat houdt in het aanbidden van de Heer alsmede het uitdrukking geven aan dankbaarheid door grote zielen te dienen. Als je hun genade verdient, zullen de zelfzuchtige aspecten, het 'ik'- en 'mijn' -gevoel, langzaam afnemen [zie ook de vaishnava-bhajans: Gurudev & Sarvasva Tomâra Carane].

Wanneer deze negatieve eigenschappen eenmaal aan kracht hebben ingeboet, zullen er automatisch positieve eigenschappen en daden ontstaan. Je zult aangetrokken worden door goed gezelschap, door satsang. Daardoor zul je de Gîtâ, de Vahini's, [het S'rîmad Bhâgavatam of Bhâgavata Purâna], de Ramâyana, de Upanishad's en andere grote heilige teksten zoals deze beginnen te lezen en te bestuderen. Bovendien ga je liefdadig werk verrichten op het gebied van onderwijs, geneeskunde en ziekenhuizen, de armen van voedsel voorzien en andere goede doeleinden nastreven. En precies zoals de verschillende typen van liefdadigheid - zoals geld, koeien en land weggeven - het traditionele middel waren om het lichaam te gebruiken voor geheiligde activiteiten [zie bijvoorbeeld S.B. 10.3: 11-12 & 10.5: 3], zul je je lichaam nu gebruiken op een geheiligde wijze. Omdat je geen schadelijke of verboden activiteiten meer onderneemt, zul je niet meer betoverd raken door de rajo- en de tamoguna. Je bevrijdt jezelf van de band met deze twee guna's. Dat is allemaal te beschouwen als lichamelijke boetedoening of tapas [zie ook Leringen van Sathya Sai Baba].

Tapas van het spreken is het gebruiken van goede en edele woorden. Zelfs als je de waarheid spreekt, wees dan niet streng of vinnig. Let erop dat je anderen niet kwetst. De Gîtâ zegt hierover dat waarheid zoet en geweldloos moet zijn. Gebruik de tong die je geschonken is als een heilig instrument om vreugde en verrukking aan anderen te geven en om hen te helpen. Laat anderen niet geestelijk lijden. Gebruik je gedachten om je te helpen aan God te denken en je op Hem te concentreren. Gebruik je tong om alle glorierijke eigenschappen van God te beschrijven. Gebruik woorden die anderen tot grote steun zijn. Gebruik je spreken om anderen het juiste pad te wijzen. Je moet in staat zijn aan anderen uit te leggen welke indrukwekkende en goede ervaringen je hebt gehad. Je moet mensen corrigeren als zij op het verkeerde pad gaan door de juiste woorden te kiezen en ze liefdevol toe te spreken. Je moet overtuigd zijn dat er geen spoor van onwaarheid je hart binnentreedt of in je spreken sluipt. Je moet je volledig wijden aan waarheid [sathya] en geweldloosheid [ahimsa].

Als je het pad van de waarheid volgt, zul je menig probleem tegenkomen. Een zekere wijze man die boete deed had gezworen dat hij, wat er ook mocht gebeuren, het pad van waarheid en geweldloosheid zou blijven volgen. Een wrede jager die dit hoorde, probeerde de wijze ertoe te brengen zijn eed te breken. Hij jaagde een hert op en dreef het dier in zodanige richting dat het de rishi, die verdiept was in tapas, wel moest passeren. De wijze zag het dier, dat zich verschool in het struikgewas. Dejager kwam voorbijgerend en vroeg aan de wijze: 'Heb je hier een hert voorbij zien komen?' De rishi was in grote tweestrijd. Als hij de waarheid vertelde, zou hij het hert schade toebrengen, maar als hij de waarheid niet vertelde zou hij zijn eed breken. In het ene geval zou hij zondigen door een ander wezen schade toe te brengen en in het andere zou hij door te liegen een zonde begaan. De wijze vond een uitstekende manier om dit dilemma op te lossen. Hij beantwoordde de vraag van de jager op een enigszins raadselachtige wijze. Hij zei: 'De ogen die zien kunnen niet spreken en de mond die spreekt kan niet zien. Dat is de waarheid.'

Zelfs in zulke moeilijke situaties mag men geen leugen vertellen, ook al zou je niet in staat zijn de waarheid te spreken. Als je de tapas van het spreken beoefent, kunnen er zulke moeilijke situaties ontstaan. Je moet dan alles in het werk stellen om je eruit te redden zonder een enkele leugen. Wat ook de omstandigheden mogen zijn, lieg nooit. Als je de waarheid niet kunt spreken, kun je beter stilte bewaren dan liegen.

Bekijk de derde tapas eens, de tapas van de gedachte. Met dit type tapas moet je goede kwaliteiten en deugden in jezelf ontwikkelen. Je gezicht weerspiegelt alle gedachten die door je heen flitsen. Daarom zegt men dat het gezicht de inhoud van het denken weergeeft. Alle gedachten worden weerspiegeld op je gezicht. Als je verdriet hebt, zal je gezicht die geestelijke toestand aantonen. Als je heilige gedachten hebt, heb je een vrolijk gezicht. Het effect van het denken en van de gedachten is op deze manier eenvoudig te zien.

Alleen als je heilige gedachten, heilige gevoelens en heilige ideeën hebt, zul je gelukkig en blij kunnen leven. Als slechte gedachten je kwellen, zal je glimlach gekunsteld zijn. Het zal de verstoorde toestand van je hart verraden als iemand bij je komt en met je spreekt, zelfs al probeer je te glimlachen. Je moet je niet in een dergelijke situatie laten brengen, maar zelf altijd innerlijk gelukkig blijven. Wanneer ben je gelukkig en vrolijk? Slechts wanneer je gedachten goed en heilig zijn. Om zulke goede en heilige gedachten [Beluister de bhajan 'Goede Gedachten' - door de Sai Singers] te bezitten moet je voor zover dat mogelijk is, je gedachten beheersen.

Je moet voor ten minste een paar uur per dag stilte in acht nemen. Dan zal het denken enige tijd met rust gelaten worden door woord- en gedachtengolven. Herhalen van Gods heilige naam en concentratie op de Heer kun je ook beoefenen om rust te geven aan het denken. Herhaling van de naam en het denken aan de Heer brengen innerlijke en uiterlijke zuiverheid teweeg. Zoals je je lichaam elke dag baadt en het verandert in een schoon, uiterlijk voertuig, moet de geest regelmatig een zuiverend bad krijgen om hem nieuwe frisheid en heiligheid te geven. Nu interesseer je je voornamelijk voor lichamelijke reinheid, maar je moet je ook bezighouden met mentale zuiverheid, die even belangrijk is voor het leven. Goede gedachten, goede gevoelens en goede daden zijn van grote invloed op het tot stand brengen van innerlijke zuiverheid.

Tapas betekent in werkelijkheid het tot stand brengen van fysieke, vocale en mentale eenheid door daden, woorden en gedachten te verenigen. Dit is de echte tapas. Een mahâtma, een grote ziel, is iemand die in staat is de eenheid van deze drie te ervaren. Als iemands gedachten, woorden en daden van elkaar verschillen, kan hij niet als een groot mens worden beschouwd. Tapas heeft betrekking op het vernietigen van de rajo- en tamoguna's, de vurige en de trage natuur, door beide in de harmonieuze sattvaguna te laten samensmelten. Dat is te bereiken door het beheersen van de tamoguna, met behulp van de rajoguna en door daarna de rajoguna te beheersen met de sattvaguna. Op die manier kun je de harmonie ervaren die uitgaat van deze drie als geheel. Uiteindelijk moet je zelfs de invloed van sattvaguna kunnen weerstaan.

Stel dat je op een doorn hebt getrapt. Als je de doorn uit je voet wilt verwijderen, is daarvoor geen speciaal instrument nodig. Het is al genoeg om die met een andere doorn te verwijderen. Daarna kun je beide doornen weggooien. Op dezelfde wijze kunnen de twee lagere guna's die je zoveel last hebben bezorgd, worden verwijderd met behulp van de doorn van de sattvaguna. Je hebt de sattvaguna nodig om deze twee guna's te verwijderen. De sattvaguna kan men omschrijven als een gouden ketting, de rajoguna als een koperen ketting en de tamoguna als een ijzeren. Deze kettingen binden je alle drie op dezelfde manier. Het metaal van de ketting kan in waarde variëren, maar alle drie binden ze je even sterk vast.

Als iemand vastzit aan een gouden ketting, is hij dan toch gelukkig? Nee! Gebondenheid blijft gebondenheid, of het nu komt door een ketting van goud, van koper of van ijzer. Zo veroorzaakt zelfs de sattvaguna gebondenheid en uiteindelijk moet je je ook hiervan ontdoen.

Je moet jezelf van alle gebondenheid bevrijden, maar je hebt de sattvaguna nodig totdat je het goddelijk niveau hebt bereikt. Ben je eenmaal opgegaan in de Heer, dan is er geen sattvaguna meer. In die toestand spelen de drie guna's geen rol meer. Slechts wanneer je deze eigenschappen alle drie aan de Heer hebt geofferd en eraan bent ontstegen, zullen de ketenen der slavernij van je afvallen.

De Gîtâ leert dat voor het beheersen van de geest, abhyâsa en vairâgya, gestage oefening en onthechting, van het grootste belang zijn. Oefening betekent niet alleen het dagelijks plegen van rituele handelingen. Wat bedoeld wordt met oefening is: het lichaam, de geest en de tong zo gebruiken dat je niet gehecht raakt.

Oefening betekent je hele leven oriënteren op dat ene doel: het bereiken van goddelijkheid. Elk woord dat je spreekt, elke gedachte die in je opkomt en elke daad die je uitvoert, moet zuiver zijn en in overeenstemming met de waarheid. Waarheid en zuiverheid zijn de werkelijke instrumenten om tapas te doen. Het is mijn wens dat jullie deze edele eigenschappen tot ontwikkeling brengen en daarmee jullie leven heiligen.

 

 

 

Zie ook het S'rîmad Bhâgavatam voor citaten over het 'ik' en 'mijn': 2.5: 13 / 2.9: 2 / 3.5: 44 / 3.31: 30 / 4.11: 30 / 4.28: 17 / 4.29: 5 / 4.29: 23-25 / 4.29: 70 / 5.5: 8 / 5.10: 6/ 5.19: 15 / 6.2: 38 / 6.16: 7 & 41/ 7.1: 24 / 7.7: 19-20 / 7.12: 29-30 / 10.13: 25 / 10.40: 23 / 11.7: 16 / 11.23: 49 / 11.25: 6 / 12.6: 33.

M.b.t 'vruchten' zie ook: Krishna en de Zingende Filosoof vers 3.2 - 3.7 & B.G. 4: 14-23, B.G. 5: 2 & 12, B.G. 17: 17, B.G. 18a: 2 & 34.

 

 
 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio