VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


 

 
 
Bhagavân Sathya Sai Baba
over de
Bhagavad Gîtâ

 

Het Pad van Toewijding - Bhagavad Gîtâ Hoofdstuk 12


Veertiende voordracht:
Gedenk de Heer - Vergeet de wereld

 

 

Belichamingen van liefde!

cakraEen verstoorde of verloren gezondheid is soms te herkrijgen met behulp van medicijnen. Maar tijd die is voorbijgegaan, is voor altijd verloren. Er is geen kans dat hij ooit terugkomt en weer kan worden gebruikt. Je moet alle pogingen in het werk stellen om deze kostbare tijd op een heilige wijze te besteden. Dc tijd is oneindig; hij gaat altijd door. Maar de tijd die jou persoonlijk is toebedeeld, is slechts een microscopisch klein deel daarvan. Velen van jullie verspillen hun leven door te denken dat de wereld der verschijnselen echt is. Als gevolg daarvan gebruik je al die beperkte tijd om te genieten van de geneugten die de wereld biedt. Als je slechts even stilstaat bij de vraag wat je hebt bereikt en hoe je je kostbare tijd hebt besteed, zul je spijt krijgen dat je er op zo'n verkwistende wijze mee bent omgegaan.

Als je geboren wordt huil je: 'Koham? Koham?' (wie ben ik?) Als je je hele leven verspilt door alleen te zorgen voor je lichamelijk onderhoud, wanneer zul je dan ooit kunnen begrijpen wie je werkelijk bent? Er ligt een diepere betekenis in je leven dan het louter zorgen voor het lichaam. Je moet je leven beginnen met 'koham?' (wie ben ik?) en je moet het beëindigen met 'soham!' (ik ben Hem! ik ben Dat!) Je moet beseffen dat jij zelf de goddelijkheid bent. Je leven moet eindigen in prashanti, de opperste vrede, die je ware identiteit is. Ongelukkigerwijs concentreren de meesten van jullie je slechts op alle wereldse geneugten die je kunt krijgen. Jullie streven naar onmiddellijke resultaten en denken in het geheel niet aan de gevolgen die je daden in de toekomst kunnen hebben.
Als een kikker  een paar vliegen of wormen voor zich ziet, wordt hij zo gelukkig en enthousiast dat hij er het liefst onmiddellijk bovenop zou springen, ze in hun geheel verzwelgen en ervan genieten. Maar achter de kikker ligt een slang op de loer, klaar om de kikker te vangen en op te eten. De slang is bijzonder blij dat hij zijn maal gevonden heeft in de vorm van de kikker die op dat ogenblik in beslag wordt genomen door zijn eigen genoegens. De slang weet niet dat er een pauw achter hem verscholen zit, die zijn klauwen reeds naar hem heeft uitgestrekt. De pauw is zo blij bij de gedachte dat hij de argeloze slang zal kunnen grijpen en opeten, dat hij geen aandacht heeft voor de jager die achter hem rondwaart en die erop wacht om hem te doden.
Op dezelfde wijze denk jij ook slechts aan het vervullen van je verlangens en aan de gemakken die binnen handbereik liggen. Jullie denken in het geheel niet aan alles wat achter je op de loer ligt en wacht op de kans om je te grijpen. Je verspilt je tijd zonder te beseffen hoeveel schade je dat in de toekomst kan toebrengen. Je kunt niet weten op welk ogenblik, op welke plaats en in welke omstandigheden het gevaar zal komen opdagen in je leven. Daarom moet je de tijd die je nu ter beschikking staat, heiligen en goed gebruiken, beseffend hoe heilig en kostbaar die is.

Je wilt misschien wel miljoenen dollars besteden om alles te kopen wat je tegenkomt, maar geen geldsom is groot genoeg om ooit de tijd terug te kopen die je reeds hebt gebruikt. Jeugd is de kostbaarste, de heiligste periode van een mensenleven. Zij biedt je een gouden kans om je tijd op de juiste wijze te gebruiken en je leven te heiligen. In een mensenleven is de jeugd, als het water in een rivier, niet omkeerbaar. De jonge mensen in deze tijd moeten dat beseffen. Gebruik je tijd op de juiste manier, dan vind je vervulling in het leven. Wees je er altijd van bewust dat het wiel van de tijd vele aspecten heeft. Besef hoe uiterst belangrijk de tijd is. Denk vooruit aan wat er in de toekomst kan gaan gebeuren en houd steeds het doel van het leven voor ogen.

sai-balaIn het hoofdstuk over devotie in de Bhagavad Gîtâ [zie B.G. hoofdstuk 5, 11: 32 en hoofdstuk 12] staat dat tijd het belangrijkste element in je leven is. De goddelijke leraar onderwees in de Gîtâ dat zelfs als je gevoel van onthechting ten opzichte van wereldse dingen nog niet zo groot is, je toch een gezegend leven kunt leiden als je al je werk en plichten - alles wat je doet verricht als aanbidding, als offer aan de Heer. Krishna zei tegen Arjuna: 'Doe je plicht Arjuna! Als je moet strijden, vecht dan, maar denk terwijl je strijdt aan Mij! Zo blijf je vrij van zonde. Als je alles aan Mij hebt opgedragen en Mij gestaag in je hart houdt, zullen de gevolgen van je daden je niet deren. Er wordt niet van je gevraagd om het woud in te gaan en boete te doen of al je familie en vrienden op te geven. Je hoeft je familie, je huis en al je bezittingen niet op te geven. Wat je ook ziet, zegt, hoort, denkt of doet, doe het als Mijn werk en offer het aan Mij. Offer je denken en je intelligentie geheel aan Mij. Dat is de juiste manier om je tijd op heilige wijze te besteden. Als je je leven op deze manier leidt, geef Ik je Mijn verzekering dat je gered zult worden.'

Ongelukkigerwijs is dit vermogen tot onthechting, deze doelgerichtheid, dit diepgewortelde geloof en deze toewijding, deze bereidheid om denken en intelligentie geheel aan God te wijden, tegenwoordig niet te vinden. De huidige ontwikkelde mensen, de tegenwoordige burgers, missen de visie die doordrenkt is van geloof. Maar je moet zo'n sterk geloof wel aankweken. Je kunt op basis van je eigen daden en op basis van je verdiensten en je tekortkomingen niet verwachten dat je te weten komt hoe je leven er in de toekomst uit zal zien of in welke omstandigheden en op welke plaats je terecht zult komen. Niemand weet dat, behalve God. Als je alles aan Hem offert, zal Hij je onder alle omstandigheden beschermen. Een toegewijde moet beslistheid en geestkracht aankweken. Wat voor werk je ook doet, je moet vastberaden zijn en moedig. Zonder deze eigenschappen kun je zelfs niet het kleinste doel bereiken dat je jezelf hebt gesteld.
Een vogeltje legde eens haar eieren aan de kust van de oceaan. Het wou het zich gemakkelijk maken. De golven rolden er een paar keer overheen en spoelden het legsel de zee in. De vogel raakte ontmoedigd en begon ook een beetje te wanhopen, want iedere keer als zij haar eieren had gelegd, werden ze door de oceaan weggespoeld. Op den duur werd zij erg boos op de oceaan. Nu kun je denken: wat kan zo'n kleine vogel nu uitrichten tegen die grote oceaan? Maar het diertje werd niet door een dergelijke twijfel gekweld. Zij vond zichzelf niet zo maar een kleine vogel die niet in staat is iets tegen de wijde oceaan te beginnen. Nee, integendeel. De kleine vogel besloot resoluut om de oceaan leeg te maken! Aan deze eed hield zij zich met grote vastberadenheid. Dag en nacht stond zij aan de oever van de oceaan, doopte haar snavel in zee, nam een beetje water in haar neusgaten op, goot het uit over de oever en was vastbesloten zo met haar snavel de hele oceaan leeg te scheppen. Zij geloofde dat zij er zo uiteindelijk in zou slagen de oceaan zelf  de baas te worden. Toen zij besefte dat zij in haar eentje nooit zover zou komen, riep zij de hulp in van Garuda, de arend, die Vishnu's voertuig is. En met de hulp van Garuda lukte het de genade van Vishnu te verkrijgen. Nu werd de oceaan erg bang en verontschuldigde zich nederig bij het vogeltje. De oceaan verzekerde haar dat hij haar eieren nooit meer met zijn golven zou vernietigen en dat hij haar graag zonder verdere stoornis op zijn oevers zou laten nestelen.

Zo'n kleine vogel en zo'n grote oceaan! Jij vindt jezelf ook zo klein, maar je moet nooit wanhopen, nooit alle hoop verliezen. Je moet niet ontmoedigd raken en denken dat jij zo onbeduidend bent, terwijl God oneindig en almachtig is.

Je vraagt misschien: 'Waarom zou God de moeite nemen om aan mij aandacht te schenken? Kan ik Hem iets aanbieden waar Hij blij mee zou zijn, terwijl het hele universum al van Hem is? Zelfs engelen en goddelijke wezens kunnen Hem niet zien; hoe kan ik ooit hopen Zijn vorm te aanschouwen?' Maar met zulke zelfvernederende, kleinerende gedachten kom je niet ver. Zolang je op deze manier blijft denken, zul je Gods genade niet waardig worden en ben je ongeschikt om Hem te dienen. Geef aan zulke uitingen van zwakheid geen kans. Je moet de Heer een blijvende plaats geven in je hart en Hem zeggen: 'Lieve God! Ik weet dat U zetelt in het gehele universum, maar U bent ook hier in mijn hart. U bent weliswaar het grootste van het grootste, maar U bent ook het kleinste van het kleinste. In die kleine vorm zetelt U altijd in mijn hart.' Als je zo'n vast vertrouwen hebt in jezelf en je resoluut hebt voorgenomen om de Heer onveranderlijk in je hart te vestigen, dan zul je Hem zeker bereiken.

Een zekere koning, Bhagiratha genaamd, had een dergelijke standvastige beslistheid. Nadat hij de gelofte had afgelegd zijn voorouders de hemel te helpen bereiken, was hij in staat de rivier de Ganges vanuit de hemelse regionen naar de aarde te laten stromen. Gautama Boeddha kon eveneens met een ferm besluit en veel boetedoening de toestand van nirvana bereiken. Op een dag, nadat hem ter ore was gekomen dat Boeddha om aalmoezen bedelde, zond zijn vader Boeddha het volgende bericht: 'O mijn kind, je grootvader was koning, je vader is koning en jij bent ook koning. Ik heb gehoord dat jij, een koning stammend uit zo'n edel geslacht, bedelt om voedsel. Er is geen gebrek aan bezit of rijkdom in dit koninkrijk, er is geen tekort aan enige luxe. Je kunt alles hebben wat je wenst. Ik lijd onnoemelijk in de wetenschap dat jij, die je alle luxe en gemakken kunt veroorloven van een koninklijk paleis, hebt besloten om te gaan bedelen, dat je op de harde vloer slaapt en een ongemakkelijk bedelaarsbestaan leidt. Kom alsjeblieft terug naar het paleis. Ik zal je verwelkomen en alles regelen voor je terugkeer. Het hele koninkrijk zal jou toebehoren.' Boeddha, die dit alles zonder enige emotie had aangehoord, antwoordde de boodschapper: 'Zeg de koning alsjeblieft: Ja, mijn grootvader was koning, mijn vader is koning en ik was ook koning. Maar nu ben ik een sannyasin. Ik heb afstand van de wereld gedaan en ik geloof dat mijn werkelijke ouders sannyasins zijn en dat mijn ware grootouders ook sannyasins zijn. Als u wilt dat ik terugkom, moet u deze vragen eerst beantwoorden: Hebt u de macht om mij van de dood te redden? Kunt u ziekten van mij weren en mij garanderen dat u mij in goede gezondheid kunt houden? Hebt u het vermogen ouderdom te voorkomen en te voorkomen dat ik seniel word? Hebt u de macht mij van al dit kwaad te bevrijden? Als u mij de juiste antwoorden op deze vragen kunt geven dan zal ik onmiddellijk naar het paleis terugkeren.'

Boeddha besefte dat geboren worden vol smart is, dat het leven vol is van verdriet en dat ook het einde vol droefheid is. Hij antwoordde zijn vader op de juiste manier. Nadat hij al het verdriet van het leven had gezien en zoveel mensen had zien lijden, kon hij zich niet blijven wentelen in onwetendheid en illusie; dat zou louter dwaasheid zijn geweest. Boeddha's leven dient als les voor jullie allen. In de beperkte tijd die je gegeven is, moet je je ware natuur verwerkelijken. Dat is het eigenlijke doel van het menselijk bestaan. Je lichaam is opgebouwd uit de vijf elementen, en eenmaal zal het vergaan. De inwoner van je lichaam is de enige blijvende entiteit. Als je zou kunnen begrijpen dat deze inwoner, die je eigen realiteit is, God zelf is, dan zou je de waarheid kennen en een oneindige vrede ervaren.

In het dertiende hoofdstuk van de Gîtâ wordt uitgelegd wat kshetra en kshetrajña betekent: het veld en de kenner van het veld. Wat is het onderscheid tussen die twee? Het Sanskriet woord kshetra bestaat uit twee lettergrepen: kshe en tra. Kshetrajña bestaat uit drie lettergrepen: kshe, tra en jña, dus een extra lettergreep 'jña'. De twee lettergrepen kshe en tra hebben beide woorden gemeen. Dit betekent dat kshetra zonder jña wil zeggen: het veld zonder wijsheid. Wat is dit veld van de hoogste kennis? Het is het lichaam, de verblijfplaats van de Heer, Zijn woning hier op aarde.

In het dagelijks leven duid je het lichaam aan als 'mijn lichaam'. Met andere woorden: je erkent dat jij niet het lichaam bent, maar dat dit lichaam van jou is, het behoort aan jou. Op dezelfde manier beschouwt de inwoner zichzelf niet als het lichaam (kshetra), maar vindt hij dat de kshetra hem toebehoort. Als je zegt: 'Dit is van mij', dan wil je daarmee zeggen dat jij en het object van elkaar verschillen. Als je zegt: 'Dit is mijn zakdoek', dan bevestig je daarmee dat je gescheiden bent van de zakdoek. De zakdoek is iets anders dan jij. Als je zegt: 'Dit is mijn lichaam', betekent dat, dat je iemand anders bent dan je lichaam. Wanneer dus de Heer verklaart dat het veld van Hem is, is Hij ook vrij om het veld op te geven op elk moment dat Hij wenst. Het lichaam is je gegeven om uit te drukken wie je in werkelijkheid bent, zodat je zijn bewoner kunt leren kennen. Zonder lichaam zou je niet in staat zijn Hem te kennen; je zou niet in staat zijn enige activiteit uit te voeren en enig karma te volbrengen. Alle karma kan alleen worden volvoerd met behulp van het lichaam. Het lichaam bestaat uit twintig principes. Deze zijn: de vijf organen van waarneming, de vijf organen van activiteit, de vijf energiestromen en de vijf omhulsels. Wanneer je hierbij voegt het lagere denken (manas) en het onderscheidingsvermogen (buddhi), de zetel van gevoelens en herinnering in het hart (chitta) en het [valse] ego (ahankâra) tezamen met het inwonende Âtma, dan komt dat op een totaal van vijfentwintig principes die een individu vormen. [zie ook zinnen]. Deze kennis van het lichaam en de inwonende geest staat bekend als sânkhya [: de analytische kennis; de filosofische analyse van het materiële en het geestelijke en de bestuurder van beiden]. Het heeft betrekking op het pad van wijsheid dat wordt behandeld in het tweede hoofdstuk van de Gîtâ: Sânkhya Yoga [zie hiervoor ook: Bhagavad-Gîtâ: The Divine Song - with comments taken from the writings of Bhagavân S'rî Sathya Sai Baba - Chapter 2a en Chapter 2b].

timeami

(zie ook S.B. 11.6: 15).

Dwazen die geboren zijn in illusie en opgroeien in illusie, nemen mâyâ of illusie nooit voor wat het is. De hele wereld is mâyâ, alle gehechtheid is mâyâ, gezinsleven is mâyâ, de dood is mâyâ, alles wat je ziet en denkt is mâyâ. Dit leven zelf is mâyâ. Waar zijn al die koningen en keizers gebleven die zo trots waren op hun prestaties? Zij zijn allen verbrijzeld door het wiel van de tijd. Dagen, maanden, jaren en tijdperken zijn alle in elkaar overgegaan. De tijd is een voortvloeiende beweging en in deze stroom wordt alles en iedereen meegevoerd, elk object en elke persoon. Iets dat zelf weggespoeld wordt in de stroom van de tijd, kan nooit tot steun zijn aan iets anders dat evenzo wordt weggespoeld.

Wie kan wie redden? Het enig blijvende dat niet wordt weggespoeld door de tijd en dat voor iedereen en alles kan zorgen, is de Heer. Hij alleen kan iedereen beschermen. Hij is de stabiele oever van deze oneindige rivier van de tijd. Houd je vast aan Hem. Dat is het geheim van het leven. Dat is het kenmerk van een waar mens. Geloof in God en geloof niet in de wereld. Dat is de juiste wijze om te leven en van het leven te genieten. Onthoud steeds deze drie principes:
Op de eerste plaats: Vergeet de Heer niet.
Ten tweede: Geloof niet in de wereld.
Ten derde: Wees nooit bang voor de dood.
Dit zijn de drie leidende principes voor de gehele mensheid.

In de Gîtâ kun je 64 hoedanigheden vinden die genoemd worden als de eigenschappen van een ware toegewijde [zie: 26  kwaliteiten van een toegewijde]. Geen enkel individu kan al deze eigenschappen bezitten. Als je een of twee ervan in praktijk kunt brengen is dat genoeg. Heb een vast vertrouwen in de Heer. Wanneer je eenmaal een diepgeworteld vertrouwen hebt aangekweekt, heb je niets anders meer nodig. Er zitten in een luciferdoosje misschien 50 lucifers, maar als je een vuurtje wilt aansteken, hoef je er maar één af te strijken. Dat is genoeg. Je hoeft niet alle 50 lucifers af te strijken. Zo is het ook voldoende als van de 64 eigenschappen slechts één hoedanigheid tot in de perfectie in praktijk wordt gebracht. De belangrijkste eigenschap is onzelfzuchtige liefde (prema).

Swami heeft vaak gezegd: 'Liefde is God en God is liefde. Leef in Liefde.' Als je in liefde leeft en in goddelijkheid opgaat, zal de Heer voor alles in je leven zorgen. 'Als je zo'n volmaakt vertrouwen en zo'n volmaakte toewijding hebt en alles aan Mij overlaat, dan zul je Mij zeer dierbaar zijn', zei Heer Krishna. Ware bhakti, ware devotie heeft niet slechts betrekking op het uitvoeren van verscheidene religieuze rituelen, zoals het zingen van devotionele liederen, mantra's herhalen, bezig zijn met stil gebed, gemeenschappelijk gebed of mediteren. Devotie heeft betrekking op het diepe onwankelbare vertrouwen in de Heer. Er zijn vier typen van toegewijden: de arthi, de artharti, de jignasu en de jñâni.
- De arthi is iemand die tot God bidt wanneer hij in moeilijkheden zit en beproevingen en tegenspoed ondergaat. Slechts in zulke tijden denkt hij aan God en bidt tot Hem.
- Het tweede type van toegewijde is de artharti. Dat is iemand die de Heer smeekt om rijkdom, status en macht. Hij wil nakomelingen hebben en een lang leven en verlangt naar huizen, bezit, vee, goud, juwelen en dergelijke. De meeste mensen hunkeren naar zulke wereldse gaven en beseffen niet dat hun ware rijkdom bestaat uit wijsheid, dat hun ware bezit goed gedrag is en hun kostbaarste juweel een goed karakter. Zij verlangen naar grove wereldse dingen, maar begrijpen niet wat de subtiele betekenis, de diepere inhoud is van al deze uiterlijke symbolen van wereldse rijkdom.
- Het derde type van toegewijde is de jignasu. Hij houdt zich steeds bezig met onderzoek naar de grondbeginselen van de spiritualiteit. 'Waar is God? Wie is God? Hoe kan ik God bereiken? Wat is mijn relatie tot God? Wie ben ik?' Wanneer je het jignasu-stadium bereikt, ga je je met al die vragen bezighouden om geestelijke kennis te verwerven. Op de eerste plaats moet je erachter komen wie je bent. Hoe is dezewereld ontstaan? Wat is mijn doel? Als jignasu denk je over deze drie belangrijke vragen na en je probeert enig begrip te krijgen door contact met grote mensen, door te luisteren naar hun leringen, door hen te dienen en door de heilige geschriften te bestuderen. De eerste stap van het luisteren, die indirecte kennis verschaft, moet worden gevolgd door begrijpen, dat is directe kennis. Wanneer je tenslotte de leringen volledig in je hebt opgenomen, verlaat je het jignasu-stadium.
- Dan kom je in het stadium van de
jñâni, de kenner van de waarheid. Jñâna betekent kennis. Wordt daarmee wereldse kennis bedoeld? Nee! Jñâna houdt zich niet bezig met kennis van de wereld. Jñâna is ware geestelijke kennis, de boven alles uitstijgende kennis. Jñâna is wijsheid. Jñâna betekent het ervaren van eenheid, het ervaren van de Ene zonder gelijke.

Als je niet verder komt dan de uiterlijke dingen, zal dat je oneindig veel verdriet baren. Als je je ervaringen slechts op wereldse kennis baseert, zul je alle positieve en negatieve reacties moeten ondergaan die daarvan het gevolg zijn. Veronderstel bijvoorbeeld dat je een heel harde klap op een tafel geeft en daarbij voel je iets van trots. Dan kun je erover opscheppen dat je het ding een flinke mep gegeven hebt en dat je hem met die slag zeker pijn hebt gedaan. Maar direct daarna ontdek je tot je misnoegen dat het ding je met dezelfde intensiteit teruggeslagen heeft en je beseft tenslotte dat hij je evenveel pijn heeft gedaan. Bij wereldse kennis zal deze weerklank er altijd zijn. Alles wat je zegt klinkt je opnieuw in de oren, wat je ook denkt wordt naar je teruggekaatst.

Maar op het geestelijk gebied is er geen reactie, geen terugkaatsing, geen weerklinken. Daar is slechts de boven alles uitstijgende kennis, die de ware kennis is. Daar zul je geen dingen vinden die reageren. Niets kan terugkaatsen of terugklinken, omdat er geen 'ander' is. Daar is alles één. Telkens wanneer er een 'tweede wezen' is, zal het verlangen opkomen om het of te bezitten of te ontvluchten. Met andere woorden, er zal een gevoel opkomen van verlangen of van angst. Maar wanneer je opgaat in de ware kennis, zul je niets anders en niemand anders ervaren; er zal geen 'tweede' zijn. Dan kan er ook geen verlangen of angst opkomen. Die toestand kan het best worden omschreven als wijsheid, de hoogste kennis. In die verheven staat zie je niets en hoor je niets. Je zult slechts zijn opgegaan in de hoogste gelukzaligheid.  Dat is de eeuwige vreugde van sat-chit-ananda.

Er is een kort verhaal dat een beeld geeft van de vier typen toegewijden die hier besproken zijn:

Eens moest een rijke man, die vier vrouwen had, naar het buitenland voor een belangrijke taak en hij bleef daar enkele maanden. Voordat hij naar huis terugkeerde, schreef hij aan iedere vrouw een brief. Hij schreef dat hij over enkele weken terug zou komen. Als ze iets van het betreffende land wilden hebben, mochten ze een lijst maken en hij zou dan graag de verschillende dingen voor hen meenemen.
De vierde vrouw was de jongste en vanwege haar jeugd had ze een groot aantal wensen.  Zij schreef: 'Lieve echtgenoot, breng me alsjeblieft een paar mooie juwelen mee, een paar zijden sari's en al de nieuwste mode-artikelen die daar te krijgen zijn.' Hij ontving de brief en trof maatregelen om ze te bezorgen. De derde vrouw was een dame die zich ongelukkig voelde en veel kwaaltjes had. Zij stuurde haar echtgenoot een lijst met medicijnen, vertelde dat haar gezondheid niet zo best was en dat ze daarom graag een aantal buitenlandse medicijnen wilde hebben, die haar misschien weer op de been konden helpen.
De tweede vrouw had een sterk spirituele instelling. Zij vroeg haar echtgenoot om enkele goede boeken die in dat land te krijgen waren, boeken die het leven van grote heiligen behandelden en van hun levenservaringen verhaalden. Zij zocht altijd naar goede geestelijke boeken die haar bij haar eigen geestelijk streven zouden inspireren. Daarom vroeg zij haar echtgenoot of hij dergelijke boeken wilde zoeken en voor haar meenemen. De eerste vrouw schreef: 'Liefste, ik heb niets voor mijzelf nodig. Ik zal erg gelukkig zijn als ik weet dat je weer veilig en gezond thuis bent.'
Toen hij thuiskwam, bracht hij alles mee waar ze om gevraagd
hadden. De jongste, de vierde vrouw, kreeg prachtige juwelen en uitzonderlijk mooi geweven sari's. De derde vrouw kreeg de modernste drankjes en medicijnen uit het buitenland. Voor de tweede vrouw bracht hij de prachtigste uitgaven van de geschriften mee die hij had kunnen krijgen en nog andere heilige boeken. Daarna ging hij naar zijn eerste vrouw, die geschreven had: 'Kom alsjeblieft veilig thuis, meer wil ik niet', en bleef bij haar. Zij wilde alleen hem. De andere drie vrouwen werden jaloers op de eerste omdat de echtgenoot bij haar bleef. Ze stuurden hem een boodschap met de vraag: 'Nadat je ons zo lang niet had gezien, ben je niet eens even bij ons op bezoek gekomen. Waarom?' De echtgenoot antwoordde: 'lk heb jullie ieder precies gegeven waar je om gevraagd hebt. Een van jullie vroeg om de modernste juwelen. lk bracht ze mee. De ander vroeg om medicijnen, die bracht ik ook mee. En ook vroeg een van jullie om heilige boeken. Ook die bracht ik mee. De laatste wou slechts mij. Wel, ze heeft mij nu!'

De echtgenoot is de Heer zelf en de vier vrouwen zijn de vier typen van toegewijden. De Heer geeft je precies waar je om vraagt. Als je alleen om Hem vraagt zal Hij in je hart komen wonen. God is de wensvervullende boom. God is de hemelse koe. Hij zal aan ieders verzoek voldoen. Hij is alwetend. Hij is overal. Hij weet wat je wilt en Hij zal het je geven. In feite is deze hele wereld een wensvervullende boom. De Heer gebruikt de wereld om aan je wensen tegemoet te komen en in al je noden te voorzien. Er zijn maar weinigen die dit begrijpen. Hier is een klein verhaal om dit te illustreren:

Er was eens een reiziger die al gedurende lange tijd in de hete zon had gelopen. Tenslotte vond hij een mooie grote boom en stond stil om daaronder uit te rusten. Hij was erg moe na zijn lange wandeling in de hitte en nu kwam de schaduw van de boom hem goed van pas. Toen hij zo onder die boom zat, kreeg hij dorst en zei tot zichzelf: 'Wat zou het heerlijk zijn als ik een glas koud water kon krijgen.' Schijnbaar vanuit het niets verscheen er een beker fris water. Hij zat zonder het te weten onder een wensvervullende boom. Nadat hij het water had gedronken, kwam er een tweede gedachte in hem op. Wat zou het heerlijk zijn als ik een zacht kussen en een gemakkelijk bed had. Dan zou ik pas echt kunnen uitrusten. Onmiddellijk verscheen er een bed en een kussen, geschonken door de Heer zelf. Nu had de reiziger het naar zijn zin. Maar nadat hij het bed en het kussen had gekregen dacht hij: 'Wat heerlijk en gemakkelijk zijn dit bed en dit kussen. Als ik nu alleen nog mijn vrouw hier kon krijgen, wat zou alles dan volmaakt zijn.' Onmiddellijk kwam zijn vrouw. Zodra ze was verschenen werd hij bang, omdat hij twijfelde. 'Is ze mijn vrouw of is ze een demon in de persoon van mijn vrouw?' Op het moment dat deze gedachte door zijn hoofd flitste, veranderde zij in een demon. Nu werd hij pas echt door angst overstelpt en doodsbang vroeg hij zich af: 'O wee, zal deze demon mij verslinden?' Onmiddellijk greep de demon hem en verslond hem geheel.

De moraal van dit verhaal is dat als je onder de wensvervullende boom zit, je erg voorzichtig moet zijn met wat je denkt. Alles wat je denkt, zal bewaarheid worden. De hele wereld is te vergelijken met een wensvervullende boom. Als je goede gedachten hebt, krijg je goede resultaten. Slechte gedachten worden gevolgd door slechte resultaten. Daarom moet je nooit slechte gevoelens of slechte gedachten koesteren. Vandaar dat Swami vaak heeft gezegd: 'Wees goed, doe goed, zie goed. Dat is de weg naar God.'

De hele wereld is de schepping van God en is doordrongen van Zijn wil. God is overal. Koester over niemand slechte gedachten. Heb volledige beheersing over je zintuigen en denk alleen goede gedachten. Of je nu oud bent of jong, je moet slechts goede gedachten in je denken toelaten en er altijd naar streven een goed leven te leiden. Dat is de ware betekenis van het mens zijn. Het woord voor mens is nara, wat betekent: dat wat niet te vernietigen is, dat wat altijd terug zal komen bij de Heer. 'Ra' heeft betrekking op vernietiging en 'na' betekent niet. Daarom betekent nara degene die niet vernietigd zal worden, die de zoon der onsterfelijkheid is. De mens wordt ook manava genoemd. 'Ma' heef! betrekking op onwetendheid. 'Na' betekent niet en 'va' betekent gedrag. Het betekent degene die zich gedraagt zonder onwetendheid. Maar tegenwoordig gedragen jullie je allemaal op een dwaze manier. Door je gedachten, woorden en daden geven jullie niet de juiste waarde aan het woord 'mens'.

Er is gezegd dat de dood zoeter is dan de blindheid van de onwetendheid. Je moet onwetendheid in je leven verre houden door wijsheid te verwerven. Als je duisternis wilt verdrijven, moet je het licht binnenlaten. Als je wijsheid wilt hebben, moet je Gods genade waardig worden. Als je eenmaal Zijn genade hebt verdiend, zal je onwetendheid worden weggevaagd. De dichter Thyagaraja zong:

'O Râma! Als ik Uw genade heb, wat is er te vrezen? Wat kunnen deze planeten mij dan ooit aandoen?'

Het mensenleven is niet gebaseerd op de zes vijanden wellust, boosheid, hebzucht, blinde hartstocht, hoogmoed en jaloezie; dat leven is geheel gebaseerd op de genade van God. Daarom moet je diep nadenken en dit principe van wijsheid proberen te begrijpen en  ernaar streven Gods genade te verdienen. Op die manier ben je een voorbeeld voor de rest van de wereld. Onthoud dit: Denk overal en in elke situatie altijd aan de Heer. In dit Kali-tijdperk is er geen grotere geestelijke oefening dan deze. Houd je slechts bezig met het gestage herhalen van Gods heilige naam en geef Hem een blijvende plaats in het binnenste van je hart.

tijdisgod

Zinnen (indriya): de vijf zinnen of zintuigen: het gehoor, de tastzin, het gezicht, de smaak en de reuk. Tevens, in ruimere zin, de tien zinsorganen met soms de geest als het elfde zintuig: de waarnemings-organen of jñânendriya's (oren, huid, ogen, tong en neus) en de werktuigen karmendriya's (mond, armen, benen, geslachtorgaan en anus), worden tot de vijfentwinting elementen gerekend.

De zesentwintig kwaliteiten van de toegewijde zijn: (1) Aardig voor iedereen, (2) ruziet met niemand, (3) gefixeerd in de Absolute Waarheid, (4) gelijk naar iedereen, (5) foutloos, (6) liefdadig, (7) mild, (8) rein, (9) eenvoudig, (10) goedgunstig, (11) vreedzaam, (12) volledig gehecht aan Krishna, (13) kent geen materiële hunkering, (14) deemoedig, (15) standvastig, (16) zelfbeheerst, (17) eet niet meer dan nodig, (18) bij zinnen, (19) vol van respect, (20) bescheiden, (21) ernstig, (22) mededogend, (23) vriendelijk, (24) poëtisch, (25) deskundig, (26) stil.

Schilderij "time-I-am" is © Johannes Ptok.

Compilatie: Je Tijd Is Je Godheid © De Orde van de Tijd.

 

 
 
 

 

 

VAHINI'S

INHOUD

BABABOOKS


Bhagavad-Gîtâ - The Divine Song | Geetha Vahini | Een Lied van Geluk | Gîtâ Gezongen | Woordenlijsten | Audio